Stedendriehoek

GOED BEKEKEN – Ja

In de fietsenkelder van het station past de mountainbike niet in het rek. Natuurlijk heb ik haast omdat mijn trein over vier minuten vertrekt, maar dit moet ik wel even netjes doen. Als ik het stuur enigszins scheef duw, lukt het. Snel het slot erop en rennen. De voetstappen van de dame voor me op de trap naar perron drie echoën tegen de wand. Ik zie hoe het mondkapje van een wachtende conducteur aan zijn pink bungelt.

Hebt u dat ook, dat de werkelijkheid intenser binnenkomt wanneer je iets anders-dan-anders gaat doen? Iets belangrijks voor jezelf, iets moeilijks wellicht, maar in elk geval – iets ongebruikelijks?

De regering stelde oktober vorig jaar een onderzoek in naar de toestanden rond binnenlandse adoptie in de jaren zestig en zeventig. Als een van de vele afstandskinderen reageerde ik op de oproep van het Meldpunt Adoptie. Een uitvoerig telefoongesprek volgde, evenals een vragenlijst via de mail. Een van de vragen waarmee de enquête afsloot was: wilt u inzage in uw geboortedossier? Ik kruiste ‘ja’ aan. Wetende dat de kans erg klein zou zijn dat het me zou lukken: toestemming van de natuurlijke moeder is nodig. De mijne heeft het gebeurde zó diep weggestopt dat ze op zijn zachtst gezegd waarschijnlijk niet geneigd zal zijn om toe te stemmen. Toch kruiste ik dus ‘ja’ aan.

Daarom zit ik nu in de trein naar Deventer. Een medewerker van het Fiom – specialist in afstammingsvragen – gaat mijn zaak in kaart brengen en een poging wagen om het vereiste groene licht te krijgen. Het leek hem goed elkaar eerst live te ontmoeten, om de context duidelijk te krijgen. Dat begreep ik. Veel zin heb ik er niet in. Het rakelt al het gebeurde op, maakt dat ik weer over alles na ga denken, vragen moet beantwoorden. Aan de andere kant – ik heb een staat van acceptatie bereikt, en vrede met de situatie. Dus ik zou er niet tegenop hoeven zien. Toch doe ik dat.

Ik knipper tegen het licht als ik station Deventer uitloop. Herinner me het moment waarop ik voor het eerst mijn natuurlijke moeder zag, op de kop af vijfentwintig jaar geleden. Ze droeg een zonnebril. Symbolisch vond ik dat.

Voor ik het weet zit ik tegenover maatschappelijk werker Tom. Hij is net door het dossier heen gescand, dat ik vooralsnog niet mag inzien. Dat voelt stom, en niet helemaal eerlijk. Hij begrijpt dat gevoel. De komende anderhalf uur vertel ik, zo nu en dan bijgestuurd door Toms vragen. Aan het eind van het gesprek geef ik hem mijn roman over het thema. Hij is verrast, bedankt me en we nemen afscheid. Er gaat een blanco envelop naar mijn natuurlijke moeder.

‘Wie weet levert het iets op,’ zegt Tom.

Ik knik. Loop enigszins verdwaasd naar de trein, check in, denk nog net aan mijn mondkapje, kijk naar het voorbij suizende landschap met de mij vertrouwde elementen. Stap uit, duw het mondkapje in een jaszak en zie mijn vriend op me aflopen. Hij is er, lachend en al. Onverwacht. Het is het mooiste moment van de dag. Misschien wel van de hele week.
Tot de volgende.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.