Columns

Rode Hoed

Bij binnenkomst word ik verrast door een jonge vrouw, naast de deur. ‘Hoi!’ gilt ze hartelijk. En nog eens: ‘Hoooo-oi!’ Ik geef haar een hand en begrijp dat ze Lieve heet. Wanneer ik me omkeer om door te lopen, roept ze: ‘Nee, kijk!’ Ik volg haar wijzende vinger, naar de kast tegen de wand. Daar zit een jongen, opgerold in een van de vakken. Zijn knieën raken zijn voorhoofd, hij steekt met een vrolijk gezicht onhandig een hand naar me uit. ‘Ik heet Bram,’ zegt hij. ‘Ik doe wel mee, maar kom pas zo.’

Theaterwerkplaats De Rode Hoed, aan de Isendoornstraat – in een statig, enigszins vervallen pand – is er voor mensen met een zorg- en hulpvraag. Ze werken creatief, met theater, dans of film bijvoorbeeld. Ik ben uitgenodigd om een poëzieworkshop te geven.

De afgelopen week bleek weer dat culturele initiatieven bloeien in onze stad. Zo was de Museumnacht volledig uitverkocht. Er was een avond over Cees Nooteboom in café De Deur, en zo was er nog van alles te beleven.
Maar ik besef: nu en hier is waar het om gaat. Een ontmoeting onder de theaterlampen. Met gemotiveerde poëzieverkenners.

Even later zitten we met zijn elven aan tafel: zes deelnemers, vier begeleiders, en bovengetekende. ‘Ik wil graag gekke dingen doen,’ had ik vooraf tegen Kim Stiekema, de directeur van De Rode Hoed, gezegd. ‘Mag dat?’ ‘Zeker,’ was haar antwoord geweest. ‘We nodigen graag mensen van buiten uit, het is goed als je iets doet dat ze niet van ons gewend zijn.’ Kim is haar echte naam. De overige Rode Hoed’ers heb ik anders genoemd dan ze heten, gezien hun privacy.

Ik sta op, begin met een vers van Hans Andreus, een van Nederlands beroemde poëten. Hij werd wel de dichter van het licht genoemd. We maken een rondje over licht. ‘Ik voel de energie van licht,’ zegt Jolijn, terwijl ze een ketting onder haar trui vandaan haalt. ‘Die zit ook in edelstenen.’ Daarna volgt zo’n lang betoog over kristallen, dat een begeleider haar onderbreekt. ‘Jolijn, even dimmen,’ zegt ze, ‘niet iedereen is zo dol op edelstenen als jij.’
Menno begint plompverloren over lichtjes in Hellendoorn. Het duurt even voor we de details uit zijn verhaal boven water krijgen, dan blijkt dat hij in een pretpark is geweest, dat in het teken stond van Halloween en horror. Menno grijnst bij de herinnering aan al dat enge. Het schiet me te binnen dat ik als kind ook in dat pretpark ben geweest. Het was mijn eerste ontmoeting met lachspiegels. Een paar seconden zie ik onze vervormde spiegelbeelden voor me.

We zijn nog maar net op streek en ik realiseer me wat een voorrecht het is om met mensen met een verstandelijke beperking te werken. Ze hebben een unieke kijk op de wereld, een volstrekt spontane houding en deze groep blijkt ook nog eens bedreven in het schrijven van gedichten. ‘Ik heb iets over een hond op de wc,’ zegt Jonas later. Als het van hem mag, publiceer ik zijn vers volgende week in dit hoekje. Beloofd.