Columns

Dagboekwandeling

Het was vorige maand. Hij had een pet op en rode wangen. Menno Tamminga, voormalig redacteur economie van NRC Handelsblad, nu met pensioen, stond ons op te wachten bij de fontein op de Markt. Er wás ook markt, omdat het zaterdag was. En: het was 8 april, de bevrijdingsdag van de binnenstad van Zutphen. Een kaartje met pijlen en data maakte duidelijk hoe de bevrijdingsoperatie plaatsvond; in fases. Menno legde uit hoe dat kwam.

Behalve de hond en ik waren drie leden van de historische vereniging op de wandeling afgekomen. Aan hen was te merken dat ze voorkennis hadden, terwijl we van pand naar pand liepen. Ze knikten bevestigend wanneer Menno details over de bewoners van de huizen vertelde, en vulden soms wetenswaardigheden aan. Het bijzondere aan deze wandeling, die vaker plaatsvond, is dat de gids dagboekfragmenten als leidraad neemt. Zo verplaats je je, vanuit het hier en nu, in rap tempo naar de binnenwereld van de schrijvers. Het dringt tot je door dat hun perspectief doordrenkt was van angst en onzekerheid. Wij weten achteraf dat de bevrijding nabij was tijdens die eerste aprildagen, zij wisten dat natuurlijk allerminst, konden het alleen maar hopen.

‘Johanna van Wisse schreef een deel van haar dagboek in het Esperanto,’ zei Menno. ‘In 1944 en ’45 niet.’ Hij grijnsde, het was hem niet gelukt de wereldtaal naar tevredenheid te ontcijferen. We stonden in de Bernhardsteeg en keken onwillekeurig naar de eerste verdieping van nummer 3. Daar zat Johanna toen ze de gordijnen opzijschoof en in de richting van de Schupstoel blikte. Op 7 april schreef ze in haar dagboek: Duitsers renden door de steeg. Hun laarzen kraakten door het glas.

Een eindje verderop, aan de Oudewand, hielden we halt bij een huis waar een plaquette naast de voordeur herinnert aan de historie. De anekdote over het bergen van een levenloos lichaam volgde, een van de tien Joodse onderduikers uit dat huis. De bewoners transporteerden het lijk midden in de nacht per fiets naar de Berkel.
Menno kan beeldend vertellen, we werden meegezogen. Wat me het meest raakte, is dat hij tijdens die wandeling soms zichtbaar geëmotioneerd raakte door de dagboekregels. Hij identificeerde zich zo met de schrijvers, dat hij hun angst, hun kracht, hun moed kon voelen. En de medewandelaars konden dat dan weer van zijn gezicht aflezen.

Toen ik na een uur en drie kwartier weg moest, was Menno nog niet klaar. Later zou-ie mailen dat deze editie een stuk langer duurde dan gemiddeld. Ik vroeg hem of-ie van plan is om dit volgend jaar weer te doen. ‘Waarschijnlijk wel,’ reageerde hij. ‘Maar pin me er niet op vast. Ik heb weleens gedacht of ik zo’n wandeling ook niet over het bombardement van 14 oktober 1944 kan maken. Daar zijn veel ooggetuigenverslagen van. Maar ja, ik wil soms wat te veel.’

Lopend door onze stad, waar vrijdag weer her en der vlaggen zullen hangen om de nationale bevrijding te herdenken, betrap ik me op een gedachte die ik vorige maand al had: ik hoop dat Menno veel blijft willen.