Stedendriehoek

GOED BEKEKEN | Gebaren

Na een vakantie bekijk je je eigen stadje weer met nieuwe ogen. Met een vleugje Noorse weidsheid in mijn benen en een tikkie levendig Oslo in het bloed slenter ik met pup Hazel door Zutphen op zondag. Het regent fijnmazig, bij vlagen, wat een verfrissend gevoel veroorzaakt. De straten ogen nog rustig; koopzondag kent een ander ritme dan een doordeweekse winkeldag.

In de buurt van Dat Bolwerck aan de Zaadmarkt denk ik aan de bijeenkomst van de dag ervoor, ter ere van de overleden Frits van Schagen, oud-gemeentesecretaris.
Uit betrouwbare bronnen vernam ik dat het een indrukwekkend samenzijn was. Van Schagens zoon Splinter, die doof is en in gebarentaal een toespraak hield, bracht zijn vader dichtbij voor de ruim honderd aanwezigen. ‘Ik keek altijd voetbal met je. Nu kijk ik met jou in mijn hart.’
De verhalen over deze herdenking brengen me terug naar tien jaar geleden, toen Sander Grootendorst en ondergetekende een voorstelling verzorgden ter gelegenheid van Van Schagens afscheid als secretaris. Onze gedichten werden toen voor diezelfde zoon in gebarentaal vertaald. Bijzonder was dat, om te zien hóe subtiel bewegingen de nuances van taal kunnen overbrengen. Voor een niet-ingewijde is het natuurlijk nooit helemaal te vatten, hoe een vers overkomt in gebaren – net zoals een vertaalde tekst naar een onbekende taal in feite ondoorgrondelijk blijft. Maar de zorgvuldige en sierlijke bewegingen van gebarentolk Sebastiaan – opeens schiet zijn naam me te binnen – staan in mijn geheugen gegrift.

Pup en ik zijn inmiddels in de Kolenstraat beland, een van mijn favoriete Zutphense decors. Oslo kent prachtige doorkijkjes – vooral rond de haven –, indrukwekkende architectuur en overdadige bloemenpracht, maar deze middeleeuwse sfeer heb ik daar niet gevonden.
Als we langs kringloopwinkel de HAND (Hulp Aan Noodlijdende Derden) lopen, denk ik met spijt aan wat ik eerder deze week hoorde: ze moeten naar een ander pand, want de gemeente wil dit terug. ‘We worden gedwongen om op het industrieterrein gaan zitten,’ vertelde de kassamevrouw, ‘daarmee zijn we onze unieke plek en functie in de binnenstad kwijt.’ Ze vreest dat de gemeente nummer zeventien aan projectontwikkelaars wil verkopen. ‘Waarom wint het commerciële toch altijd van de leefbaarheid?’ vroeg een klant zich af. ‘We moeten een actie beginnen!’ riep een ander.

Beland in een nieuwe lading milde regen, inmiddels op de Barlhèze, besluit ik komende week poolshoogte te nemen bij de gemeente, om te kijken hoe het zit. Misschien is er nog iets aan te doen. Het zou een aderlating voor ons centrum zijn, dat is zeker. Ik kom uit zelfbescherming weinig in de HAND – ‘ontspulling’ is in huize Mannink dringend gewenst–, maar dat het een nuttige, sociale en sfeer bevorderende winkel is, staat vast.

Voor de Broederenkerk ontmoeten hond en ik een ons bekende pensionado. Hij draagt een potje in zijn hand. Ik vraag wat erin zit. ‘Parkietenzaad,’ is het antwoord. ‘Ik ben op zoek naar de mussenkolonie, die voer ik iedere ochtend bij. Meestal ga ik op het geluid af.’
Dit voelt als thuis.
Mocht u nog gaan, of relaxed in en om huis blijven: een fijne vakantie gewenst.