Stedendriehoek

GOED BEKEKEN – Bloter

In de beslotenheid van ons busje rijden zoonlief en ik door de nacht. Op zijn verzoek vertrokken we tegen de schemer vanaf onze vakantiebestemming. ‘Ik vind het gezellig om door het donker te rijden,’ had hij gezegd. ‘Dan zie je al die lichtjes en zo.’ En ja hoor, rond half twaalf doemt het geflonker van ons eigen stadje op. Maanlicht maakt de IJsselkade sprookjesachtig, ik verheug me op het vertrouwde kadoeng-kadoeng dat zo zal klinken, het ritme van de oude brug onder autobanden.

Kadoeng-kadoeng.

De brug is nog nat, druppels glinsteren in het licht van de koplampen. Het is een vertrouwd ritueel bij warm weer. Dan gaat er zo nu en dan een trekker met een waterreservoir over de brug, om te voorkomen dat het metaal uitzet; de kans bestaat dat hij dan muurvast komt te zitten. Nathouden doen ze om dat te voorkomen, dus om de temperatuur te verlagen.

Het is een ander stadje waarin we terugkomen, dan dat wat we verlieten, bedenk ik me. Niets blijft steeds hetzelfde. In Leesten hebben inmiddels vijf branden gewoed, een verwarde vrouw aan de Polsbroek gooide haar hele huisraad tijdens een nacht naar buiten en de roze rozen aan onze gevel bloeien dit jaar al voor de derde keer, zo vernam ik digitaal van een buurtgenoot. Benieuwd hoe ver ze zijn.

Als de kampeerspullen opgeruimd zijn en de vaat is overgeheveld van het busje naar de keuken, halen mijn afstammelingen me over: morgen gaan we uit eten. Om te vieren dat dit deel van de vakantie voorbij is. Tja, je kunt altijd wel een reden verzinnen natuurlijk. Met zijn drieën besluiten we dat het Vaticano wordt, de Italiaan op de Groenmarkt.

Nou weet ik niet of u bekend bent met het begrip na-de-vakantie-stress, maar de eerste dag in ons opgewarmde stadje valt me zwaar. De vaat uit het busje is aanzienlijk, bovendien staat er een en ander opgestapeld in de keuken, door de thuisblijvers. Ik maak drie afwasmachinerondjes en jakker er ladingen wasgoed door. Dan voorraden aanvullen, de vuilnis wegbrengen en als het meezit kan ik nog even lezen in het boek waaraan ik ben begonnen.

Tegen zessen dringt het tot me door: we hebben niet gereserveerd. En dat met de aangescherpte maatregelen in deze eenentwintigste crisisweek. Ik bel Vaticano.

‘Reserveren op het terras kan niet echt, maar als er geen plek is kunnen jullie wachten,’ hoor ik. ‘Gaat lukken.’ De medewerkster vraagt om mijn telefoonnummer met het oog op de coronaregistratie. ‘Dan hebben we dat in elk geval gedaan.’

Een paar uur later zijn we er klaar voor. Lauwwarm gedoucht – wanneer je koud doucht, word je daarna heel warm –, luchtige kleding aan – hoewel mijn zoon daar steevast zijn jas overheen hijst – de hond aan de riem en daar gaan we. Er is file voor het terras. We kunnen wachten op de rand van de fontein. ‘Het duurt niet langer dan tien minuten,’ verzekert de opperober ons.

Terwijl ik naar huis loop om een spel op te halen, besef ik hoe fijn het is: vakantie in eigen stad. Je vermijdt de voor- én de na-de-vakantie-stress. Als het goed is ook de eventuele van tijdens-de-vakantie trouwens. Bovendien kun je tussendoor even naar huis om een nóg bloter jurkje aan te doen.

Blijf koel & op afstand. Tot volgende week.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.