Stedendriehoek

STOF KWARTIERTJE

‘Ik vraag me af,’ en hij frunnikt aan de rand van de bank, ‘of het leven zin heeft.’
Het is zondagmiddag en de kamer ruikt naar hout en plaid. Ik had moeten stofzuigen maar hij was te vroeg. Dat stief kwartiertje werd een stof kwartiertje.
‘Wat als dat niet zo is?’ vraag ik.
Hij denkt na. Tenminste, dat vul ik in, je weet nooit of iemand denkt. Of kun je niet aan niets denken?
‘We maken onszelf te belangrijk. Het leven is zinloos, nutteloos misschien wel. Alleen,’ hij snuift, ‘hebben we betekenis nodig om door te kunnen gaan.’
Normaliter zitten we buiten op het bankje, maar het waait hard. Ik heb een hekel aan wind, de dieren en ik worden er wild van. Hij zit op de bank, ik in de vensterbank. Het liefst zit ik op dingen waar je eigenlijk niet op hoort te zitten.
‘Er moet meer gepraat worden,’ gaat hij verder, ‘over gevoelens, onzekerheden, filosofie.’
Ik wil vaak over alles praten, het meest wonderlijke gebeurt van binnen.
‘Er zijn miljoenen andere levens bezig. En er zijn al miljarden levens voor ons geweest. En er gaan nog verschrikkelijk veel levens na ons komen. En juist door die betekenisloosheid,’ en hij neemt een slok van zijn rode wijn, ‘is het belangrijk om zelf een zwengel aan het leven te geven.’
Dat is pas cliché. Ik knik alleen een beetje.
‘Dat is nogal cliché, maar zo werkt het echt. Als we niets verwachten, gebeuren er adembenemende dingen. Er komt tegenslag. En als je middenin die storm van verdriet of ellende zit,’ en hij likt langs de rand van het glas, ‘dan zie je dat niet. Pas later wordt alles duidelijk.’
Hij zegt dat ik stil ben en dat klopt.
‘Als het leven zinloos is, wat doet er dan eigenlijk nog toe?’ vraag ik.
Hij kijkt me aan.
‘De liefde, Rens. Dat is het enige dat telt. In elk detail van het leven zit een draad gevoel verweven. De vraag is alleen wanneer mensen dat gaan zien. Dat dingen tijdelijk zijn en gevoel voor altijd bestaat.’
De rode wijn doet zijn werk, hij kwebbelt dapper voort.
‘In je diepste verdriet leer je dat pas. Dat is een gek gegeven.’