Stedendriehoek

BROERTJE

‘Heel even dacht ik dat jij die columniste was,’ zegt hij en veegt een snottebel aan zijn mouw af, ‘maar dat is dus niet zo.’
Het is zaterdag en er is een koper van Marktplaats. Blauwe auto, aanhanger met net. Hij draagt een wollen muts en buiten ruikt het naar kou en regen.
Ik heb me gisteravond een klinkklare kater aangedronken dus ik heb wat opstartproblemen. Haar in de war, make-upkoffer nog potdicht. Het is een uur of 9 in de ochtend en de kater verdraagt eigenlijk alleen donker.
‘Hoe bedoelt u?’ glimlach ik.
‘Nou,’ en hij tilt één van de honderd weidepalen in de kar, ‘ik dacht dat jij Renske Kruitbosch was, maar je bent het duidelijk niet. Renske, je weet wel, die columnist. Van die stukjes.’
Ik grinnik zacht. Nu al het mooiste gesprek van de maand.
‘Ja, ik ken haar. Vrij goed, zelfs.’
We laden de palen in en hij steekt van wal.
‘Zo grappig, die columns. En scherp. Dat lijkt me een pittige tante. Je had zo een zusje kunnen zijn, moet ik je eerlijk bekennen.’
‘Nou, eigenlijk…’ Maar de man geeft geen kans tot praten. Ik krijg er geen weidepaal tussen.
‘Jij bent veel meer naturel, zeg maar. Zij heeft zúlke donkere ogen. Zoveel make-up! Ik vind het wel leuk, hoor. Maar ook zonde. Waarom nou toch?’ Er glipt een paaltje uit zijn behandschoende handen.
‘Nou ja,’ begin ik en krijg weer geen kans.
‘Misschien maakt krantpapier ook donkerder. Dat weet ik natuurlijk niet. Want ik ken haar niet.’
‘U kent haar wel.’ En ik glimlach. Hij raapt de paal van de grond en kijkt me vragend aan.
‘Ik ben het. Ik ben Renske.’
Hij lacht twijfelachtig ongemakkelijk.
‘Echt waar? Allemachtig. O, sorry dan. Goh, wat een ongemakkelijk gesprek.’
Ik lach. ‘Nee, hoor. Die make-up is ook donker. En zonder…’ ik kijk hem aan, ‘ben ik eigenlijk net een 13-jarig jongetje. Het broertje van Renske.’
De man lacht de zenuwen weg. Ik bied hem koffie aan en hij praat. Vraagt, vooral. Wat ik van dingen vind. Coronabeleid. Het gesodemieter bij The Voice of Holland. Groningen. Kabinet. Ik antwoord overal op dat ik het niet zo goed weet. ‘Hoe kan dat nou, als columnist?’
‘Ik weet pas wat ik van iets denk, als ik het schrijf,’ antwoord ik.