Stedendriehoek

(D)ROOM

‘Dat dromen, daar moet een ander woord voor,’ begint hij, ‘klinkt zo zijig.’
Op de gelakte cafétafel twee schoteltjes met een kopje. Koffie. Hij wilde er een plakje cake en slagroom bij, ik bedankte met tegenzin.
Hij is ruim tachtig, bril, grijze snor. Pretogen, die delen we.
Elke ochtend leest-ie hier zijn krantje en drinkt hij zijn eerste kop cafeïne van de dag. Hij knipt de belangrijkste stukken uit om die in zijn binnenzak te frummelen en mee te nemen naar huis. Later leest lekkerder.
‘Wat is dromen dan?’ vraag ik en kan het plaatje cake bijna proeven.
‘Ieder mens wil vooruit in zijn leven. In stapjes. Hoe groot of klein ook. Anders voelt het zinloos. Is het misschien wel nutteloos,’ hij likt aan zijn vinger en slaat de bladzijde om.
In gesprekken ben ik niet zo een prater.
‘Bedenk maar eens. Als je nu aan een multimiljonair denkt. Neem een,’ en hij denkt even na, ‘die kerel van die wonderauto’s. Tesla. Iedereen denkt: als ik zoveel geld zou hebben, zou ik armoede oplossen, een villa kopen en nooit meer wat doen. Maar zo werkt het niet. Bij elk leven horen problemen.’
Ik adem in om te antwoorden, maar hij praat zonder pauze door.
‘Als je niks hebt, werkelijk niks, zoals in zielige landen. Die mensen denken: ik zou willen dat ik de problemen had die Renske Kruitbosch heeft.’
We lachen. Welke problemen heb ik eigenlijk? Ik probeer maximaal te geven en te verlangen naar mijn eigen leven. Dikwijls lukt dat, soms voor geen meter.
Ik zeg niets, hij vervolgt. ‘Als kind wil je groot worden. Denk je dat als volwassene alles mogelijk is. Dan ben je eindelijk de baas, zoiets. Maar als je ouder wordt, beklemt dat soms. Terwijl we vrijer zijn dan we ons beseffen. We moeten gelukkig durven te zijn. Willen.’
Ik frons, dat doe ik zelden.
‘Maar eigenlijk is het simpel, toch? Invloed uitoefenen op de dingen waar je controle over hebt en de rest,’ ik wrijf zachtjes over de tafel, ‘zo goed mogelijk incasseren en op reageren. Of het laten.’
Hij vindt me een softie, ik ruik de cake en café.
Hij knipt een paar krantartikelen uit en staat dan op. Mijn column dient als omslaghoes.
‘Dag Rens.’
‘Dag.’ Zijn naam noem ik niet, hij weet wel wie hij is.