Stedendriehoek

Uitstapje

Een lange treinreis. De coupé als kantoor. Ik moet naar Middelburg. Denk aan de schapen die ik gisteren zag, langs de Warnsveldseweg. De grond was bijna kaal, auto’s zoefden voortdurend langs. Uitlaatgassen en kou kringelden uit hun vachten. Toch eens uitzoeken hoe ze met die kudde omgaan.
We stoppen veel, vanwege uitval van treinen zit ik in de sprinter. Irritant, er zit niet eens een wc in die dingen. Maar wat zeur ik, want ik hoef helemaal niet. Mijn gedachten dwalen weer naar de schapen, neergezet als grasmaaiers.

Dan komt ze tegenover me zitten.

Ze draagt onopvallende kleren. Een beige jas, een donkerbruine broek, dito schoenen. En ze is opvallend mooi. Vind ik. Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden, maar probeer dat toch maar te doen, om gênante situaties te vermijden. Ik mag steeds even, terloops, naar haar kijken van mezelf. Omdat ik wil verklaren waaraan dat nou precies ligt, dat mooie. Dat is nog niet zo makkelijk.

Ik kom niet verder dan ‘fluwelig’. Over haar gezicht ligt een zachte glans. Een tikje beige, als dat van haar jas. Ze draagt haar zwarte haar in een korte paardenstaart. Ze oogt klein. Hou oud zou ze zijn? Ik schat haar een jaar of zestig, maar ze lijkt me een leeftijdloos type.

Druk tik ik op mijn laptop. Ik moet nog van alles. Artikelen, mails, to do-lijsten.
Zo nu en dan kijkt ze op, alsof ze wil weten wat ik aan het doen ben, maar ze zit vooral in gedachten verzonken. In welke gedachten? Ik zou dat willen weten, maar denk ook aan wat mijn geliefde weleens zegt: ‘Je bent zo nieuwsgierig dat je mensen zomaar naar hun zielenroerselen kan vragen, dat valt niet altijd makkelijk.’ Dus ik houd mijn mond.

Maar wat blijft ze intrigeren. De fluwelen glans, de donkere ogen, de strakke huid.

‘Gouda Goverwelle,’ klinkt door de treinspeakers.

De vrouw schrikt op. Kijkt me recht in de ogen.

‘Is this Gouda?’ vraagt ze.

‘No,’ antwoord ik, ‘it’s a small station near Gouda.’

Bij andere reizigers vergewis ik me ervan of Gouda nog komt. Er wordt geknikt.

‘In a while,’ zeg ik.

De trein rijdt verder.

‘Where are you from?’ Ik kan het niet laten.

‘Brazil.’

‘Wow! Do you know…’ Ik ga naar voren zitten en probeer de naam goed uit te spreken: ‘Carlos Drummond de Andrade? The poet?’

‘Of course!’ Ze antwoordt snel, klinkt bijna beledigd. Natuurlijk kent ze hem. Ze is lerares, in Rio de Janeiro.
Ik vertel haar over de documentaire van Hedy Honigmann. O amor naturel. Een van de mooiste films die ik ken. Daaruit blijkt dat veel Brazilianen poëtische frasen van de dichter in hoofd en hart met zich meedragen. Zijn werk is zinnelijk en sensueel. Het is een genot om te zien hoe ouderen met tintelend plezier hele strofen over erotische taferelen declameren, tussen de dagelijkse bedrijven door.

‘Gouda, station Gouda,’ dicteert de intercom.

‘I have to get out.’

We buigen naar elkaar en zeggen gedag.
Was ik nou maar wat eerder nieuwsgierig geweest.