Columns

Spring

We kunnen het in de pauze nauwelijks nadoen. Twee gekruiste, licht gebogen armen, de handen als een kom in elkaar geslagen, het volgende moment plat gestrekt, met de vingertoppen tegen elkaar aan. Een terugkerende beweging in het ballet dat de choreograaf – de Italiaanse Mauro Bigonzetti, van wiens werk het gezelschap Introdans een voorstelling presenteert – Bambù noemde, naar de plant. Hij werd geïnspireerd door de wortels van de bamboe, die elkaar opzoeken, samenwerken en in elkaar verstrengeld raken om zo bestand te zijn tegen regen, wind en sneeuw. Bigonzetti ziet het als ‘een metafoor voor deze tijd waarin het steeds moeilijker lijkt voor mensen om verbinding te maken’. Ik moet denken aan de aardpeer en de mierikswortel, twee planten waarvan ik weet dat die wortels dat óók doen, en vraag me af of het niet vaker wél dan niet voorkomt in de planten- en bomenwereld. Hoe dan ook, de metafoor is mooi.

Dochter blijft haar armbeweging perfectioneren, in de bovenfoyer van De Hanzehof, terwijl ik in gedachten bij het duet ben van twee Intro-dansers in het beginstuk, oud werk van dezelfde Italiaan. Ze waren beiden halfbloot en letterlijk in elkaar verstrengeld. Hij vloeide voort uit haar, zij uit hem, hij weer uit haar, zij weer uit hem – enzovoort. ‘Ik heb nog nooit zo’n intieme dans gezien,’ fluisterde dochter net voor het applaus na afloop. ‘Ik ook niet,’ fluisterde ik terug. In mijn hoofd huppelde ik in grote sprongen een aantal voorstellingen langs – wat kun je veel dans hebben gezien als je oud wordt – en zwakte de constatering in mezelf een beetje af, gezien al die intieme duetten.

Voldaan lopen we een uurtje later de schouwburg uit, de lente-avond in. De aankondiging van Spring was kleurrijk en spectaculair geweest, net als de voorstelling zelf. ‘Je krijgt er zin van om zelf te gaan dansen,’ zegt dochter. Op haar twaalfde had ze besloten met balletlessen te stoppen. Nu, acht jaar later, zie ik met plezier hoe ze tussen het lopen door subtiele pasjes maakt onder de lantaarns op de Coehoornsingel. Een plieetje hier, een pas-de-bouréetje daar, een sierlijke draai…

Op de achtergrond zie ik de culturele elite van Zutphen en omstreken langs wandelen, fietsen en rijden. En wat een toeval, daar zoeft de voormalige balletjuf van dochter voorbij. Joke Rebel heet ze, ze gaf lessen in de Muzehof, is nu met pensioen, werkt als vrijwilliger bij De Hand in de Kolenstraat.

‘Wat was het mooi hè?’ roept ze vanaf het zadel.

Dat was het zeker, beamen wij.

In een flits denk ik aan vorige maand, toen ik op dezelfde manier door Tilburg zoefde, met de dochter van mijn geliefde. We zagen NDT, het Nederlands Danstheater, The beauty of it all. Zwaar onder de indruk waren we geweest, van een voorstelling met een theatrale inslag, die tegelijkertijd lichtvoetig, lucide en sereen was. Hoewel de theaterbezoekende elite aldaar mij vreemd is, kwamen we een van de weinige andere Tilburgers die ik ken tegen.

‘Naar dans gaan doet je extra beseffen dat je leeft,’ had zij gezegd.

Daar heb ik niets aan toe te voegen.