Columns

Rood

‘Mam?’ Mijn dochter monstert me van top tot teen. Ze kijkt kritisch, terwijl we aan het ontbijt zitten. ‘Hmmm?’ Ik reageer verstrooid, omdat ik lepel uit mijn gekookte ei, nog half verdiept in een krantenartikel.

‘Weet jij …?’

In de verwachtingsvolle stilte kijk ik op.

‘Weet jij eigenlijk dat je niet in het rood mag gaan naar een bruiloft?’ Ik ben verrast door hoe de dialoog zich ontvouwt en kijk naar beneden. Inderdaad, een rode broek, ceintuur en bloes. Tijdens het aankleden voelde ik me enigszins Bhagwaniaans. De broek kreeg ik van onze overbuurvrouw. Zij ververst haar garderobe, ik heb geluk dat onze posturen op elkaar lijken.

En inderdaad, we gaan naar een bruiloft.

‘Maar ik ben nog niet in feestkleding,’ antwoord ik. ‘Die doen we straks pas aan.’ Gerustgesteld legt dochter uit dat een rode outfit te veel aandacht wegneemt van de bruid, die het middelpunt van het feest moet zijn.

Geliefde en ik gaan naar de huwelijksvoltrekking van vriendin Hedwig. Ik ken haar van de studie in Utrecht. Vanaf begin af aan waren we onafscheidelijk. In de loop van het propedeusejaar kwam Hedwig erachter dat Nederlands studeren niets voor haar was. Ze ging door met verpleegkunde, werd uiteindelijk verloskundige en was erbij toen ik voor het eerst moeder werd.
Dat vind ik een van de mooie dingen van ouder worden: dat je elkaar al zo lang meemaakt, zo goed kent, en dat het niet uitmaakt wanneer je elkaar lang niet ziet. Je pikt de rode draad weer op.

We nemen de trein naar het zuiden. Hedwig is van origine Limburgse en onlangs besloten zij en haar echtgenoot in spe, Bart, naar een hoeve boven Maastricht te verhuizen. Met een tuin. Daar gaan we het vieren. Op de fietstocht tussen de stad en het feestterrein lijkt de hemel in een plensbui uit te barsten, maar dat gebeurt niet. Langs het kanaal zetten we onze blauw-gele fietsen in het gras en plukken we de behoedzaam ingepakte feesttenues uit de tassen.

Na de plechtigheid – het lijkt een filmscène – barst het feest los. Bij vlagen is het een reünie. ‘Zutphen,’ zegt een oude bekende, ‘leuk. Dat is Utrecht in het klein.’ Ik ben het niet met haar eens, ervaar ons stadje eerder als het Haarlem van het oosten, als we toch gaan vergelijken. ‘Ik lees vaak dat westerlingen massaal jullie kant op verhuizen,’ zegt iemand anders. ‘Wat zijn dat voor types, die nieuwe bewoners?’ ‘Steeds meer jonge gezinnen,’ antwoord ik. ‘De bevolking wordt hipper.’ Natuurlijk vind ik steeds meer mensen jonger en hipper naarmate ik zelf ouder word.

Het diner, Italiaans, aan lange tafels, is uitbundig. De kakofonie van gesprekken gaat naadloos over in dansmuziek van een dj. Vanuit mijn ooghoeken zie ik haar telkens weer. Tijdens de trouwplechtigheid, onder het eten en ook nu, terwijl we samen swingen. Een van de gasten draagt een vuurrode jurk. Ik kan mezelf nog net inhouden.