Stedendriehoek

Column Peter van den Boom – De lift

Ik stond al even in de lift toen ze vlak voordat de deuren sloten nog naar binnenglipte. Ze kwam me, kort blond haar, lichte bril, jaar of veertig, vaag bekend voor, maar van welke afdeling…. Toen ze mij zag begon ze onmiddellijk tegen me aan te praten. Na een paar zinnen drong het tot me door dat dit verhaal aansloot op een eerder verhaal dat ze had verteld. Alleen, niet tegen mij. Terwijl ze doorratelde bedacht ik dat het inmiddels te laat was om haar te onderbreken en te vertellen dat haar voorgeschiedenis mij volkomen onbekend was.

Omdat de lift op bijna elke verdieping een stop maakte en ze geen aanstalten maakte om snel weer uit te stappen, begon ik koortsachtig en schuldbewust na te denken hoe ik me uit deze situatie zou kunnen redden. Verdorie, hoe heette ze toch? Haar woordenstroom begon zo nu en dan te stokken en ik gooide er een paar keer goed gemikt ‘ja, dat snap ik’ en ‘inderdaad, erg vervelend zeg’ tegenaan.

Het moment dat ze van mij een tegenvraag verwachtte waarmee ik blijk zou geven haar voorgeschiedenis te kennen kwam angstwekkend snel dichterbij. Keek ze me al niet vragend genoeg aan, met die map vol papieren in haar handen, die ze zonder te kijken nerveus bleef schikken? Op de zesde verdieping zag ik mijn kans schoon en schoot achter twee anderen de lift uit. “Sterkte, ik zie je snel!’, riep ik nog naar achteren en ik voelde twee priemende ogen op me gericht. Ik had op deze etage niets te zoeken en ik wist zeker dat zij dat ook dacht. Ondertussen draalde ik net zo lang op de gang totdat de liftdeuren zich weer zouden sluiten. Alleen, dat gebeurde maar niet..
Ik zat rechtop in bed en bracht mijn ademhaling langzaam terug tot normaal. Dit was zo’n reden waarom ik zo blij was om nooit meer op een kantoor te hoeven werken..