Stedendriehoek

‘Zijn toekomstscenario ziet er niet rooskleurig uit’

ZUTPHEN – Hij heet Omid Nader. Hij is een Koerdisch-Irakese vluchteling van 31 jaar, verbleef een paar maanden in Zutphen en is nu, om procedurele redenen, teruggestuurd naar Duitsland. Zij heet Jacklin Arraf, is Palestijnse van geboorte en runt een cateringbedrijf in Zutphen. Ze zijn soulmates. Afgelopen maand organiseerde Arraf samen met Merel Harkink en Merel Hubatka een benefietconcert voor Nader. Ze haalden 3150 euro op.

Arraf, Harkink en Hubatka zijn Omids Angels. Arraf (41) zegt het lachend. Het trio raakte betoverd door Naders ontwapenende uitstraling, zijn eerlijkheid, zijn ‘zijn’. Muziek is iets dat hen bindt. Omid leerde zichzelf de udte bespelen, een voorloper van de luit. Beide Merels zijn musici, vandaar een benefietconcert. Arraf verzorgde de hapjes.

Hoe kent zij Nader? “Ik zocht hulp bij een grote opdracht. Er was een kracht uitgevallen en ik riep: ik zoek iemand die netjes en schoon is, die goed naar orders luistert én die er goed uitziet. Twee mensen in de keuken riepen tegelijk: ‘Omid!’ Hij zat hier toen in het azc. Sindsdien zijn we gaan samenwerken. We voelen elkaar aan. Als ik pijn in mijn nieren krijg – zijn zwakke plek – weet ik dat er iets mis is. Overigens, hij volgt géén orders op, haha.” Arraf lacht uitbundig.

Het is natuurlijk een prachtig bedrag, dat zijn vrienden ophaalden voor de Irakees. Hij kon een nieuwe ud kopen – zijn oude instrument was gesneuveld – en er is geld voor een advocaat en een taalcursus. Maar met geld alleen ben je er niet. Naders verzoek om een verblijfsvergunning is inmiddels vier keer afgewezen. Zijn toekomstscenario ziet er niet rooskleurig uit.

Op verzoek van deze krant belt Arraf hem via WhatsApp. Nader zit achter het stuur van zijn auto, op een parkeerplaats. Hij is zichtbaar aangedaan, heeft net zijn kinderen gezien. Tussen hem en zijn vrouw ging het afgelopen voorjaar mis. Daarom heeft hij maanden niet bij zijn zoon en dochter kunnen zijn. Ze zitten op een voor hem onbekende plek bij hun moeder, ook in Duitsland.

Hoe gaat het?’ vraagt Arraf in het Arabisch. Zodra zij omschakelt naar hun beider moerstaal klinkt het gesprek vertrouwelijk. Twee paar ogen lichten op. ‘Moeilijk antwoordt Nader. Hij neemt een trek van zijn sigaret. Maar we gaan door.’ Hij glimlacht.

Nader vertelt desgevraagd zijn verhaal. Het past in een mal waarin veel vluchtverhalen passen.

Via Turkije vertrok het gezin – Omid zijn vrouw en twee kinderen van destijds twee en vier – naar Griekenland. “Hij had voortdurend zijn dochter van twee op zijn schouder” zegt Arraf. “En een koffer aan zijn andere arm. De hele reis. Daarom heeft hij een chronische schouderontsteking.”

In Griekenland was er eerst geen plaats voor hen in een opvangkamp. Ze sliepen op straat. Dat wil zeggen Naders vrouw en kinderen. Op een stel oude kranten. Zelf kon hij de slaap niet vatten: hij hield de wacht. Via de binnentuin van een politiebureau belandden ze in een kamp. De naam van het eiland weet Nader niet meer. “We waren met ruim zevenhonderd mensen en geen wc” vertelt hij. “Een eind verderop was een openbaar toilet. Overdag zochten we naar schaduwplekken omdat het zo heet was. De nachten waren koud met de zee zo dichtbij. De vijfde nacht lukte het ons om een dekentje te krijgen.” Arraf steekt haar wijsvinger op terwijl ze de interviewer aankijkt. “Eén dekentje voor een heel gezin hè” zegt ze. De tranen staan in haar ogen.

Op de vijfde dag stond Nader tien uur in de rij om zijn vingerafdrukken in een politiepost af te staan. “Het was en is vooral wachten” zegt Arraf. “Wachten wachten wachten. En verder: misschien misschien misschien. Niets is zeker.” Met behulp van de documenten kon het gezin op de boot naar Athene. “Omid kon eindelijkdouchen na zo’n lange tijd. Hij is erg schoon op zichzelf dus dat was een opluchting.” 

Nader vertelt over het vervolg van de route. Het gezin ontmoette vijf andere Irakezen met wie ze een groep vormden. “Dat scheelde in het sjouwen voor Omid.” Vanuit Athene vertrok de groep met een bus in de richting van Macedonië. Net voor de grens werden ze afgezet. “Het volgende deel moesten we met de taxi en de trein” vertelt Nader. “Tot aan de Servische grens. Er stroomde een rivier van mensen langs ons daar zijn we in meegelopen.” Hij steekt een nieuwe sigaret op neemt een trek. “We waren bang voor de politie. Maar meer nog voor overvallers. Wildvreemden die alles meenamen wat je meesleepte. Daarom was het goed dat we met z’n negenen waren. Bij het Servische kamp werd gezegd: ‘We willen niets met jullie te maken hebben’. Nog diezelfde nacht zijn we doorgegaan. Met de taxi. Weer honderd euro.” Arraf steekt nu ook een sigaret op. Een dunne elegante. “Hij werd voortdurend opgelicht” zegt ze. “De hele reis door.” Gespannen begint ze te roken neemt haar telefoon mee naar de openslaande tuindeur.

De taxi zette hen af bij een nieuwe mensenzee. “Je moet je de Weg naar Laren voorstellen” zegt Nader. “Vanaf de Coöp tot voorbij het huis van Merel stond het vol.” Arraf kijkt opzij. “Hij vergelijkt het met Zutphen” zegt ze grijnzend. “En met het huis van degene die hem soort van adopteerde.” Dat is muziekdocente Merel Harkink. Nader vertelt verder. Over het wachten het vervolg van de reis via Oostenrijk naar Duitsland. En weer wachten. In onzekerheid.

Dat zijn Zutphense tijd – eind 2017 vluchtte het gezin van Duitsland naar Nederland begin mei dit jaar werden ze uitgezet – grote indruk op hem maakte is duidelijk. Het ging om bijna een half jaar het bleek cruciaal in zijn gevoelsleven. Wat wil je ook als je je soulmate tegenkomt. Dat is niet niks. Arraf kijkt nog altijd naar haar scherm. Nader kijkt terug. ‘Ik wil je zó graag een knuffel geven!’ roept ze. Dan nemen ze afscheid en is het contact verbroken.