Columns
Eke Mannink
Enigszins onthutst zat ik achter mijn scherm. Per telefoon had ik net van een stadsgenoot gehoord over geplande feestelijkheden. ‘Het ziet het echt leuk uit op de IJsselkade,’ had hij gezegd. “Geen idee of het dat ook wordt, maar toch.’
Ik had gegoogeld, wat bleek? InZutphen organiseerde in samenwerking met de Gemeente Zutphen – als onderdeel van een grote opening van de vernieuwde IJsselkade – het ‘Smaak aan de Kade’ Foodtruck Festival.
‘Direct gelegen aan rivier de IJssel en op loopafstand van het station en het winkelgebied, zullen het hele weekend ruim vijftienduizend bezoekers vermaakt worden met tal van activiteiten.’
Wellicht bent u geweest.
Daar zat ik dan. In mijn Haarlemse jaren ’30 woning. Net als vorig jaar pas ik een paar weken op een huis en een hond. En niet zomaar een hond; Hazel en ik zijn inmiddels verslingerd aan koningspoedel Ed. Hij lijkt op een stripfiguur, heeft een bijpassend karakter. Hij is net geschoren. Hoge krullen op zijn kop, rond zijn staart en poten, een gelijkmatige korte vacht op de rest van zijn lijf. ‘Wat een prachtige poedel,’ hoor ik geregeld op straat tijdens onze wandelingen. Of: ‘Wie is zijn kapper? Hij is zo mooi gecoiffeerd.’ Het zal projectie zijn, maar ik heb sterk het idee dat Hazel er dan maar wat beteuterd bij staat. Meestal ziet zo’n Haarlemmer of Bloemendaler haar niet eens. Of klinkt er: ‘Ach, jij bent ook lief, hoor.’
Ed weet wat hij wil en vooral wat hij niet wil. Als hij geen zin heeft om verder te lopen blijft hij staan. Koppig als een ezel. Trekken heeft geen zin. Je moet geduld hebben. En als je echt klaar bent met wachten, dan helpt alleen duwen. Tot Ed het weer in zijn kop krijgt en stokstijfstil blijft staan. Weer wachten, weer duwen.
We gaan veel naar het strand, naar Caprera – een geweldig, magisch bos rondom een openluchttheater – of lopen een rondje bij het restaurant De Bokkedoorns in Overveen. De honden waren meteen weer vertrouwd met elkaar, stoeien als wolvenpups.
Vorig jaar kwam mijn geliefde een paar dagen langs. Het was warm, we gingen naar zee. Langs het strand en door de duinen wandelen verliep prima, maar zodra een van ons het water in wilde werd Ed woest. Hij stootte een burl-achtige kreet uit en sprintte door de branding naar de zwemmer in spé.
We beseften: dit is een reddingshond.
Ik keek van mijn beeldscherm naar Ed, weer terug naar het scherm Een lumineus idee zweefde door mijn hoofd: we gaan gewoon. Ed kan bij ons logeren. De Berkel ontdekken. Met andere honden spelen. De Veluwe op.
Zo komt het dat ik met mijn dochter op het festival aan de IJssel rondhang. Een crêpe in de hand, de zon op ons hoofd. De honden hebben we afgedraafd, die liggen thuis tevreden op hun mat. ‘Best leuk dat je heimwee had,’ zegt dochter. Ik knik met volle mond.’Zo kom ik nog eens thuis.’