Stedendriehoek

T(ELEFOON)HUIS

‘Bijvoorbeeld de verjaardag van uw hond. Wanneer is die?’
De man kijkt naar zijn hondje.
’23 juni. Nee, mei. Of nee, 26 mei. 26 mei. Of juni. Dat zou ik op moeten zoeken,’ mompelt hij.
De teckel ligt onder de toonbank. De man zit op een hoge, leren kruk. Hij houdt een plastic zak van een supermarkt in zijn linkerhand.
‘Kan ik hem niet gewoon aanzetten?’
‘Meneer, dan moet u de pincode invoeren. Ter beveiliging. Anders kan Jan en alleman er met al uw gegevens en contacten vandoor!’ glimlacht de telefoonjongen.
‘Ik ken geen Jan en ik heb niet zoveel contacten,’ fluistert de man.

Elke twee maanden sjees ik langs de wonderjongens van de Phone House. Ik ga met mijn telefoon om zoals de mensheid met het klimaat: roekeloos en lomp. Zij zijn mijn Greta Thunberg. Ik donder maar raak en zij willen het oplossen. Ze lachen zich een kriek om de verhalen, behorend bij de krassen en deuken op en in het toestel. Laatst had het paard in het scherm gebeten. Kapot. De jongens baalden, hier had niemand op ingezet tijdens de tweemaandelijkse weddenschappen.

De man frommelt in zijn plastic tas en haalt een boerenzakdoek tevoorschijn. Hij snuit zijn neus.
‘Goed. Uw eigen verjaardag?’
’27 november.’
De telefoonjongen tikt 2711 in. De man graait nogmaals in de tas, haalt er een kladblokje uit en slaat het open. Met een potloodje krabbelt hij de vier cijfers in het mapje.

Ondertussen open ik een ander, digitaal mapje. Tinder. Ik ben zo’n Tinder-tuurder, ik swipe wel, maar doe vervolgens niks. Bloedirritant, laat die haatmail maar zitten. Ik zie woorden als crossfit en festivaljunkie voorbij komen. De oude man kent de woorden niet en ik zou willen dat ik hem was. Ik wil ook weer potlood en papier, geen foodaddicts en travelmonkeys.

Ik vind het mooi in het TelefoonHuis. Het is de winkel waar je nog op een kruk aan de toonbank kunt zitten. Waar met potloodjes in boekjes geschreven wordt. Waar geduldige, slimme IT-jongens en meisjes lieflijk codes instellen en contracten afsluiten. De winkel waar 90% van de tijd de uitleg van de medewerkers niet begrepen, maar klakkeloos aangenomen wordt. De winkel van geduld en Nijntje-taal.

De man staat op, het teckeltje volgt en de deur valt achter hem dicht. De Iphone bungelt in de plastic tas, de man hoopt dat hij nooit uitvalt. Morgen gaat hij weer. Net als de rest van de dagen van de week. De telecom-talenten zullen hem te woord staan. Het enige praatje van de dag. Voor de man is deze plek meer dan alleen een winkel. Het is zijn t(elefoon)huis.