Stedendriehoek

Zutphense burgemeester Jaeger spreekt met scholieren over persoonlijke moraliteit

‘Laat de scholen maar bellen, ik kom graag’

door Eke Mannink

ZUTPHEN – Tachtig jaar vrijheid. De aftrap van de serie artikelen waarmee we het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zutphen belichten, vindt plaats in de vorm van een persoonlijk gesprek met Wimar Jaeger, sinds een jaar de waarnemend burgemeester van Zutphen. Hij is ook voorzitter van het Nederlands Dachau Comité en vindt het belangrijk het bewustzijn over de gevolgen van oorlog en bezetting te vergroten.  “We kunnen wel zeggen ‘Dat nooit weer’, maar wat bedoelen we dan eigenlijk?”

‘Dames en heren, ik feliciteer u van harte met de verjaardag van onze vrijheid en wens u die nog vele jaren toe’. Wimar Jaeger sloot een van de blogs op zijn website vijf jaar geleden af met deze gelukwens. Vijfenzeventig jaar vrede vierden we toen, inmiddels staat de teller van het jubileum op tachtig – de vraag of die vrijheid nog helemaal intact is, dringt zich echter op. “Het ligt eraan hoe je ernaar kijkt”, zegt Jaeger, “maar feit is dat onze vrijheid onder druk staat. Daarom vind ik het belangrijk dat we ons bewust zijn dat vrijheid en democratie niet zo vanzelfsprekend zijn als het misschien voelt. Vrijheid gaat in de kern om menselijkheid en we hebben allemaal een verantwoordelijkheid die te bewaken.”

We zitten aan de ruime tafel in de burgemeesterskamer. “Ik kwam je niet halen, want ik loop momenteel nogal moeilijk”, verwelkomde hij zijn gast zojuist, wijzend op de krukken die aan zijn voeten liggen. Hij blijkt een kuil in zijn hardloopparcours over het hoofd te hebben gezien, met een gescheurde enkelband tot gevolg.

Wanneer ik hem het doel van de serie in onze krant heb toegelicht, vertelt hij: “In mijn jeugd en die van mijn vrouw speelde de oorlog een belangrijke rol. Zo belangrijk dat we elkaar raar genoeg beloofden dat, toen we trouwden in 1989, de oorlog bij ons zou stoppen. Dat wil zeggen: de lading van de oorlog zoals wij hem voelden en voelen mocht niet aan de kinderen worden doorgegeven.”
Jaegers grootvader van vaders kant kwam om tijdens de Tweede Wereldoorlog, net als de opa van zijn echtgenote, die in concentratiekamp Dachau overleed. “Mijn grootvader was bankier in Zutphen. Hij was bevriend met Walraven van Hall, die de geuzentitel Bankier van het verzet verwierf. De namen van mijn grootvader en die van Walraven van Hall worden vermeld op een plaquette in de Oranje Sociëteit.” Op zijn mobiel tovert Jaeger een foto van het herdenkingsreliëf tevoorschijn. Verzetsheld ‘Wally’ van Hall was van 1931 tot en met februari 1940 bankdirecteur in Zutphen. Hij en zijn broer Gijs pleegden in de oorlog bankfraude, ze sluisden rond een honderd miljoen gulden door naar het verzet.

Leitmotiv
De oorlog is dus een leidmotief in zijn leven. En hij en zijn echtgenote kozen er bewust voor dat thema niet over te dragen aan hun vier kinderen? “Klopt”, reageert Jaeger, “al zeg ik er meteen bij dat ik vind dat zo’n belofte aan elkaar – ‘bij ons stopt de oorlog’ – getuigt van een bepaalde mate van gestoordheid. Het wijst erop dat aan de oorlog bij ons een zwaarte zat, en je kán natuurlijk helemaal niet voorkomen dat dat zich doorvertaalt naar je kinderen. Het is dan ook niet echt gelukt”, zegt hij.
Jaeger en zijn vrouw hebben geprobeerd hun kinderen bewust te maken van de gevolgen van oorlog en bezetting. “Het was even zoeken naar het goede ogenblik”, vertelt hij, “aangezien ze natuurlijk verschillen in leeftijd. Op een bepaald moment hebben we ons, dat wil zeggen: het gezin en de grootmoeder wier vader in Dachau omkwam, ingeschreven voor een gezamenlijk bezoek aan Dachau. Dit werd georganiseerd door het Dachaucomité. Dat was een impactvolle reis, omdat het zó persoonlijk was. Je bent daar met allemaal mensen die daar vanuit hun individuele betrokkenheid zijn.” Deze excursie was de reden waarom Jaeger gelieerd raakte aan het Nederlands Dachau Comité. Hij is sinds 2022 bestuursvoorzitter.

Heeft hij het er nog vaak over met zijn kinderen? “Zeker”, knikt Jaeger. “Over die reis, en over de oorlog in het algemeen. Mijn echtgenote en ik waren gisteren bij het Nationaal Archief. We maakten gebruik van de openstelling van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, zoals dat heet. Zelf vond ik dat best bijzonder – dat we er zo snel terecht konden. Er is inmiddels een lange wachttijd. Maar aan de reacties van onze kinderen merkten we: dit is geen nieuws. Natúúrlijk hebben hun ouders zich zodra dat kon ingeschreven om iets over de oorlog uit te zoeken… zeiden ze.”

Kwam er nog iets uit, in Den Haag? “Geen nieuwe feiten, maar het was indrukwekkend om te zien hoeveel mensen op zo’n doordeweekse dag dossiers zitten door te spitten, op zoek naar het oorlogsverhaal van hun naasten. Bovendien deden de stukken die we onder ogen kregen me beseffen wat een maatwerk dat was, in die tijd. Alle processen-verbaal waren stuk voor stuk keurig getypt, op de persoon gericht. Als je denkt aan onze geïnstitutionaliseerde samenleving, aan hoe we alles met onze zucht naar efficiëntie hebben ingericht, dan vraag ik me af of we in deze tijd nog in staat zijn om met zo’n precisie zo ongelofelijk veel verhalen van mensen individueel te kunnen behandelen.”

Dat de overheid tegenwoordig op alles processen loslaat, baart Jaeger zorgen. “De benadering van mensen vanuit een methode geeft minder ruimte om het verhaal achter een feit boven water te krijgen. Het gaat me niet om de kleur van de buitenkant, maar het liefst om het verhaal aan de binnenkant.”
Heeft hij een voorbeeld op gemeentelijk niveau? Na een korte denkpauze vertelt Jaeger: “Afgelopen jaar kwamen in Zutphen negenenveertig gedetineerden terug in de samenleving. We hebben veel processen opgetuigd om die terugkeer goed te laten verlopen. Maar voor iedere ex-gedetineerde geldt dat hij of zij andere impulsen nodig heeft om hier goed te landen. De medewerker die daarmee bezig was, vertelde dat een van hen extreem gevoelig is voor status en autoriteit. Ze vroeg of ik mee kon gaan om hem te bezoeken. Nou, dan stap ik bij mijn collega in de auto en ga naar zo iemand toe. Zo’n bezoek – en een papier met grote letters waarop stond: de burgemeester was here – helpt dan weer een beetje om te zorgen dat zo iemand gemotiveerd zijn huur blijft betalen. Ik wil maar zeggen dat als we succesvol willen zijn, we naast allerlei procedures moeten blijven kijken naar het individu en wat diegene drijft.”

Menselijke maat
Volgens de Zutphense burgervader gaat het in de huidige tijd dus steeds meer om de menselijke maat. In het licht van tachtig jaar vrijheid roept Jaeger op tot het aanscherpen van ons morele kompas. We kunnen wel zeggen ‘Dat nooit weer’, over de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, maar wat bedoelen we dan eigenlijk? In deze tijd waarin we steeds kortere lontjes hebben, stigmatiseren en elkaar bijvoorbeeld op sociale media voor alles en nog wat uitmaken, is het goed om af en toe voor jezelf stil te staan bij de vraag hoe wil ik eigenlijk dat ik met de ander omga en vice versa? Vrijheid geef je niet alleen, maar krijg je ook. Ik zeg altijd: je bent vrij als ik het ben en ik ben vrij als jij het bent.”

Jaeger wil dit ook bij de jeugd stimuleren. “Ik schets concrete situaties en dilemma’s en wil daarover graag met de leerlingen in gesprek. Stel dat je in een kampgevangenis zit, naast iemand die bijna dood is, en iedereen krijgt water en brood. Ga jij je buurman dan voorzichtig voeren, zodat hij nog iets binnenkrijgt? Of neem je zelf zijn brood, zodat jij overleeft en zijn nabestaanden nog over hem kunt vertellen? Morele dilemma’s uit de oorlog, waarbij ieder antwoord goed is. Het gaat mij erom dat je erover nadenkt, zodat je jezelf confronteert met je eigen moraliteit. Dat je je realiseert dat de wereld niet zwart-wit in elkaar zit, dat de scheidslijn tussen ‘goed’ en ‘fout’ dun is. Dat ieder mens in het leven eigen keuzes maakt en je hoopt dat we daarbij ons eigen morele kompas kennen en leidend laten zijn.” Binnenkort bezoekt Jaeger het Isendoorn College. “Maak er maar een oproep van, hoor”, zegt hij. “Ik ga ook graag op andere scholen in gesprek.”