Columns

Zwart goud

“Terwijl de zee-…, terwijl de zee-…, terwijl de zeespiegel maar stijgt… ”
Een variant op O when the Saints go marching in.

We zitten op het terras van het Volkshuis – dochter, hond en ik, nou ja; hond lígt inmiddels. Het Klimaatkoor, dat ons was aangekondigd door een van de deelnemers, zingt liederen over de klimaatverandering, op bekende melodieën. Het koor bestaat uit leden van de burgerbeweging Grootouders voor het Klimaat. Ik vind het gaaf om de groep Zutphense gelijkgestemden gade te slaan. Het is een kleine club, maar ze zingen met kracht.

Zodra de klanken van Bella Ciao zich over de Houtmarkt verspreiden, gaan mijn gedachten naar de stad waar ik met geliefde nog geen week geleden was: Triëst. Het was een reisdoel dat in de hogere regionen van onze beider wens-reis-lijstjes stond, omdat we er nooit eerder waren geweest. Dat geldt voor behoorlijk wat meer plekken op aarde, maar deze stad had een magische aantrekkingskracht op ons beiden.

“Inmiddels kost de cappuccino hier ook alweer drie vijfenveertig,” hoor ik iemand achter ons zeggen. Ik schiet terug naar het hier en nu, neem een slok van mijn eigen cappu, analyseer met dochter een fragment liedtekst van de bezorgde grootouders en ben meteen weer terug in Triëst. Wellicht omdat ik, eerlijk gezegd pas na ons bezoek, ontdekte dat het de koffie-hoofdstad van Italië is.

 

Triëst is een stad met prachtig versierde gevels langs breed opgezette straten, die stammen uit de tijd dat het bij Oostenrijk hoorde. Het centrale plein, Piazza dell’Unità d’Italia, is een van de grootste aan zee grenzende pleinen van Europa. Gecombineerd met een strakblauwe lucht en felle zon vormde het een magisch decor om in te lopen. Voeg eraan toe dat een van mijn lievelingsschrijvers, James Joyce, er jaren woonde – en de droomplek was een feit.

“Komend weekend is er een groots opgezet zeilevenement,” had een hotelmevrouw aan de telefoon gezegd, toen ik bij haar wilde boeken. “De kans is groot dat jullie niets gaan vinden.” Toch lukte het om een nachtje in het James Joyce-hotel door te brengen. En genoten we van de talloze koffietentjes die de stad rijk is.

Alles voelde vertrouwd én nieuw; de zilte lucht, het zwarte goud en het gegeven dat om de hoek, op hetzelfde terras, de bekendste Nederlandse Italiaan, althans in mijn kringen, óók aan de koffie zat: Ilja Leonard Pfeiffer.

 

Nou smaakt de cappuccino bij het Volkshuis prima, maar het aroma is niet te vergelijken met het zwarte goud in Italie. Dat is nu eenmaal zo, dat zit verankerd in de cultuur van heel Zuid-Europa, en die van de Italianen in het bijzonder. De bonen zijn van hoge kwaliteit, en de horeca aldaar is zonder uitzondering fan van slow coffee making; de espresso valt druppelsgewijs in de kopjes. J

Je krijgt er een glas water bij om optimaal van de pure smaak te kunnen genieten.

 

Woef! Hondje Hazel blaft precies op het goede moment. Een klimaatlied is ten einde, de koffiedrinkers voor het Volkshuis applaudisseren. Terwijl de begeleidende violist een nieuw nummer inzet, kijken dochter en ik elkaar aan. Nog een bakkie?