Columns

Vervolg

Een fragment dialoog van afgelopen week.

  • ‘April alweer, hoe bestaat het? Heb jij dat nou ook?’
  • ‘Wat?’
  • ‘Dat alles zo voort dendert. Dat de tijd je overvalt, als het ware.’
  • ‘Nee.’
  • ‘Nee?’
  • ‘Nee, nooit. Ik doe het gewoon met wat er is.’
  • ‘Dat doe ik ook, hoor. We moeten wel. Maar soms besef ik het. Dat hakt erin.’
  • ‘Gewoon niet te veel bij stilstaan.’
  • ‘Tja. Ik zit anders in elkaar. En nou heb ik ook nog te veel woorden.’
  • ‘Te veel woorden?’
  • ‘In het oorlogsartikel deze week, het laatste in een reeks van acht. Daar moet ik in schrappen.
  • ‘Dan maak je het vervolg toch gewoon hier, in deze column?’
  • ‘Hmmm. Zit wat in.’
  • ‘Dat dacht ik. Laat maar horen wat je nog kwijt moet in dat stuk.’
  • ‘Het verhaal van Henk Makkink bijvoorbeeld, mijn bijna-naamgenoot uit Warnsveld. Dat maakte me duidelijk hoe oorlog kan doorwerken. Hij vertelde over de schoonzoon van de buurman, Kees Heil, die heulde met de Duitsers. Als jongens waren ze doodsbenauwd voor die man. Tussen neus en lippen maakte meneer Makkink een opmerking over de zoon van die Kees. ‘Hij werkte jaren na de oorlog in een groothandel in Deventer. Als-ie de telefoon opnam, zei-ie altijd: “Met Jansen.” Hij wilde niet weten dat hij er eentje van Heil was.’
  • ‘Ja. Dat zijn dingen waar je niet direct bij stilstaat inderdaad. Op school leren we natuurlijk vooral feiten over de oorlog. Menselijke verhalen raken andere aspecten.
  • ‘Wat mij opvalt is de ontmenselijking van deze tijd. De drones die worden ingezet om anderen te doden. De kunstmatige intelligentie die we inbouwen, zodat ze recht op hun doel afgaan en zoveel mogelijk slachtoffers maken.’
  • ‘Zag je die Tegenlicht ook? Dat ze drones zitten te knutselen in Ewijk, dat die AI in pure moordwapens wordt gestopt. Op zo’n manier krijgt een wapen om iemand mee te doden iets makkelijks, iets onpersoonlijks.’
  • ‘Het werkt ontmenselijk. Je maakt een moordwapen en stopt er digitale informatie in, dan kun je hem het luchtruim insturen en je hebt er zelf niets meer mee te maken. Een verschrikking is het.’
  • ‘Hebben we dan niet juist veel meer menselijke verhalen nodig?’
  • ‘Als ik kijk naar hoeveel er gereageerd werd op de persoonlijke vertellingen over de Tweede Wereldoorlog wel, ja.’
  • ‘Ook door jongeren?’
  • ‘Nee, vooral door ouderen.’
  • ‘Misschien moet je een serie over oorlog bedenken, die zich op jongeren richt.’
  • ‘Dat is een idee. Of een waarin de generaties samenkomen. We leven nu vaak zo in onze eigen bubbel, dat er weinig kruisbestuiving is.’
  • ‘Prachtig woord, kruisbestuiving.’
  • ‘Of kruit-bestuiving. Nou, een titel hebben we al. Fijn om even van gedachten te kunnen wisselen. Ik wilde dit graag nog even gezegd hebben.’
  • ‘Hebbie nu gedaan. Staat zwart op wit in de krant.’