Columns
Eke Mannink
Nietsvermoedend liep ik door de Dieserstraat. De lucht voelde fenomenaal: niet warm, niet koud. Niet nat, niet droog. Hondje Hazel genoot van allerlei luchtjes in de goot en er kwam, al fietsbellend, een bekende voorbij. ‘Goeiemorgen deze morgen!’ klonk het vrolijk. Lezers van een zekere leeftijd zullen dit herkennen van een satirisch televisieprogramma van vroeger.
Toen trokken witte a4’tjes de aandacht, geplakt op de ruiten van het pand op de hoek met de Beekstraat. ‘Verdwenen steen,’ las ik, ‘van het monumentje voor mijn overleden vrouw. Wil degene die de steen heeft meegenomen hem weer terugleggen?’ Het gedenkteken was me niet eerder opgevallen, terwijl ik hier toch geregeld loop. Ik zocht naar mij onvertrouwde elementen en zag op de stoep een aantal oplopende, ongelijkzijdige driehoeken in zwart graniet aan weerszijden van de zijdeur. Hoe heb ik daar voortdurend overheen kunnen kijken, vroeg ik me af in mezelf.
Ik liep de hoek om en belde aan. Ook op het raam naast de voordeur was de oproep te lezen. Ik wist wie er woont op dit adres: Henk. Had een beetje gevolgd hoe het volkse café dat er eerst zat, overging in privévertrekken. Jammer had ik dat gevonden.
De nieuwe bewoner bleek een man met een hart voor cultuur. Hij organiseert geregeld salons in zijn huis, maakt reclame voor kunstzinnige happenings in ons stadje, en vertoont zich af en toe op dergelijke evenementen. Hij is een gepassioneerd Italië-liefhebber. Ik herinner me verhalen over zijn verblijf aldaar toen ik een keer bij hem in de deuropening stond, om iets op te halen. ‘Ik woon eigenlijk op drie plekken tegelijk,’ vertelde hij. ‘Hier, in Amsterdam, én in Italië.’ Ik weet nog dat ik me al teruglopend naar huis afvroeg of men een gespleten persoonlijkheid wordt, in zo’n situatie. Ik denk dat het voor mezelf zou gelden, maar zeker weten doe ik het niet.
Hoe dan ook, nu stond ik weer voor zijn huis en Henk deed niet open.
Daarom bel ik hem nu. ‘Het is een paar maanden geleden gebeurd,’ vertelt Henk, ’tijdens een nacht nadat er een muziekfestival in de stad had plaatsgevonden. Waarschijnlijk is de steen meegenomen door jongeren, die hun frustratie omgezet hebben in musculaire daden.’ Dit is een typerend antwoord voor Henk; zijn bloemrijke vocabulaire sijpelt door tot in de bijzinnen.
Een van de zes stenen is verdwenen. ‘Eigenlijk is het ook wel weer symbolisch,’ gaat hij verder. ‘Ik mis degene voor wie ik het monument gemaakt heb zeer – mijn vrouw die in 2003 is overleden – en nu is mijn werk incompleet. Daar zit een zekere gelaagdheid in.’
Via een gesprek over Ronners werk als kunstenaar en ontwerper, architectuur in het algemeen, het gewraakte plan voor een nieuw parochiecentrum aan het Hubertusplein in het bijzonder, komen we weer terug bij de a4’tjes.
En op dat wat hij belangrijk vindt: dat mensen gaan nadenken. ‘Daarom heb ik die papieren opgehangen. Of ik die steen ermee terugkrijg, betwijfel ik. Die ligt waarschijnlijk in de Berkel. Maar mensen gaan erover denken. Dat is me veel waard.’