Columns

Stadsnar

U weet vast wat een onomatopee is. Of misschien ook niet. Een synoniem: geluidsnabootsing. Het gaat om woorden waarmee je een beroep doet op het gehoor van de lezers, meestal onbewust. Takken zwiepen, grind knerpt. Eten en drinken: smak, slik, slok, slurp.

Ik wilde een geluid nabootsen, om dit stukkie mee te beginnen. Het geluid van voetstappen in krakende sneeuw. Want dat is wat ik deze dagen hoor.

Met een vriendin sprong ik, nogal laatste minuut, op de nachttrein naar Oostenrijk en zie daar: een helderblauw uitspansel, zuivere lucht en overal wit. We wisten niet wat ons overkwam, na al die dagen mistroostige grijsheid. De weersvoorspellingen op onze telefoons gaven aan dat het hier óók grijs en regenachtig zou worden. Maar Tiroler weergoden trekken zich niets van weerapps aan, ze doen waar ze zin in hebben.

En dat was geen modder, maar sneeuw en zon.

Wij blij.

De demonen die vorige week een rol speelden op deze plek verdwenen niet als sneeuw voor de zon, maar zingen plots een toontje lager. Onze stramme spieren worden soepel door de duizenden stappen extra die we hier per dag zetten. Dat is fijn.

Vriendschap kent lagen. Net als liefde. Door de tijd en de intensiteit komen die lagen op – en dwars door – elkaar te liggen. We bewandelen bergen vol sneeuw en luisteren naar elkaars verhalen. We koken heerlijk en gezond, luisteren muziek en lezen boeken. Voor het eerst sinds tijden kom ik daaraan toe. Natuurlijk wordt er contact met het thuisfront gehouden, en ik lees in de digitale Stentor een interview met de nieuwe stadsdichter. Wolfram Reisiger ziet zichzelf als nar en zal muziek makend dichten. Dat is waar Zutphen behoefte aan heeft.

We gaan vroeg slapen omdat onze oogleden dichtvallen van de rozigheid. Wanneer ik de volgende dag de gordijnen openschuif, zie ik dat het gesneeuwd heeft. Een verse laag, zonder sporen, leidt mijn blik naar de einder: een bergtop, beschenen door de ochtendzon. Daarvoor ontwaar ik twee luchtballonnen. Een ogenblik sta ik met ingehouden adem te kijken, zo mooi is het. Ik zwaai de balkondeur open, haal snel mijn mobiel van het nachtkastje om het poëtisch tafereel vast te leggen. Dan loop ik de vrieslucht in en begrijp er niets van: een van de ballonnen is verdwenen. Hoe kan dat nou? Er waren er twee, ik weet het zeker – een groene en een gele. Ik richt mijn telefoon op de gele. Langzaam verdwijnt ook die… in een laaghangende wolk. Ik druk op ‘video’ en blijf, alweer ademloos, als aan het balkon genageld staan. Even later verschijnt de groene, linksboven, uit de wolk. Nog geen minuut daarna komt ook de gele weer tevoorschijn, terwijl hij het halve maantje haast lijkt aan te raken, dat boven de waterdamp aan het uitspansel staat te schitteren.

Stadsdichter, muzikale nar, opdat je verzen zo poëtisch mogen worden als deze vroege ochtend in Tirol. Met zo nu en dan een onomatopee. Dat is je wel toevertrouwd.