Columns

PoëzieFeest

Hedy d’Ancona heeft een lieve stem. Dat vond ik altijd al, het valt me opnieuw op, aan de telefoon. We hadden afgesproken dat ik haar rond vier uur zou bellen. Om 15.58 uur ging mijn telefoonwekker. O ja!

D’Ancona, voor de jongeren danwel mede-vergeetachtigen onder ons: D’Ancona is een politiek coryfee (‘Wat is een coryfee?’ vroeg mijn kind laatst. Ik word oud, mijn taalgebruik ook). Ze was gelieerd aan de Partij van de Arbeid en maakte zich onder meer sterk voor de vrouwenemancipatie. Toen ik een tijdje als boekverkoper werkte, ging Vrolijk Verval – haar visie op ouder worden in boekvorm – als zoete broodjes de deur uit. Een bestseller was het.

 

Ik zou haar bellen, om de planning voor het PoëzieFeest door te spreken. Op zondagmiddag 6 juli is ze, met onder anderen de dichter Ingmar Heytze, te gast in Dat Bolwerck. Het is een jaarlijkse traditie aan het worden. Voor de vierde keer zullen sprekers hun licht laten schijnen op een van hun specialiteiten in relatie tot de poëzie.

Het zorgt voor vernieuwende perspectieven in verrassende lezingen. Dit jaar op het programma: Poëzie en Kleding (door Maxim Februari), Poëzie & Clownerie (door David Bogaers, voorman van Het Laatste Woord) en Poëzie en Politiek.
U begrijpt: dat laatste onderwerp verzorgt D’Ancona.

 

‘Ahhh, jaaa, daar ben je,’ klinkt het aan de andere kant van de lijn.

‘Daar ben ik,’ beaam ik.

‘We moeten het even goed doornemen.’

‘Zeker.’

‘Ik word om twaalf uur verwacht, begrijp ik.’

Ik knipper met mijn ogen, het lijkt me wat vroeg, maar voor ik kan reageren, praat mijn gespreksgenoot vrolijk verder.

‘Het past allemaal net; ik kan het zó doen dat ik de afspraak met Aboutaleb combineer, toch?’

‘Ehhhhh…’

‘We lunchen en daarna –’

‘Ehhh, Hedy?!’

‘Ja?’

‘Kan het zijn dat je denkt dat ik iemand anders ben?’

‘Gaat dit niet over het partijcongres morgen?’

 

Het partijcongres van GroenLinks/PvdA, vanuit het perspectief van u, lezer, vond het afgelopen weekend plaats, spreekt nogal tot mijn verbeelding. We helderen het misverstand op, D’Ancona en ik, en spreken af dat de taxidienst die ik voor haar geregeld heb – twee vrienden uit Amsterdam Noord pikken haar op en brengen haar weer naar huis – binnenkort contact opneemt.

 

‘We kunnen wel een makkelijke plek afspreken, want ik woon nogal diep in het centrum,’ zegt ze, ‘het is ook zo wat als ze over de Wallen moeten rijden om mij aan- en af te voeren.’
Ik moet lachen om haar taal.

‘Dat is goed,’ antwoord ik, ‘verheug me op je lezing.’

‘Hoe bestaat het, dat mensen uitkijken naar Maxim Februari begrijp ik, die ken ik. Maar naar míj́?! Ik moet mijn lezing trouwens nog schrijven, logisch, want ik ben deze weken ongelooflijk druk.’

‘Ik merk het, succes gewenst morgen, op het congres.’

‘Dank je, dat zal wat worden…’

‘Ik denk dat er enorm veel gediscussieerd gaat worden.’

‘Dat vermoed ik ook.’

 

Inmiddels weten we het.
Ik blijf me verheugen.