Columns

Noodlijdende derden

Ik was mijn handschoen kwijt. Mijn vingerloze handschoen, natuurlijk net die met dat patroontje waar ik zo aan gehecht ben. Waarschijnlijk had ik hem verloren in de H.A.N.D., de kringloopwinkel van de liefdadigheid, in de Kolenstraat. De afkorting staat voor: Hulp Aan Noodlijdende Derden. Dat de handschoen juist daar ergens zou moeten liggen, is op zich best grappig, maar in eerste instantie ontging die kwinkslag me volledig. Ik was te druk, misschien wel gestrest.

Met dochter had ik tussen de tweedehands spullen naar voerbakken voor haar paard gezocht, en gevonden. Tegelijkertijd was ik Frank tegengekomen, een enthousiaste medewerker die ik ken. omdat hij me een paar maanden geleden vroeg om een gedicht.

De H.A.N.D. bestaat deze maand namelijk vijftig jaar. Een halve eeuw! Ze zaten niet altijd al in de Kolenstraat. Ik heb me laten vertellen dat ze destijds op de hoek van een marktkraam zijn begonnen, als Ethiopië-project.

‘Veel mensen kennen de H.A.N.D,’ zei Frank, ‘maar ook héél veel niet. Terwijl we midden in het hart van de stad zitten en echt wat kunnen betekenen voor veel huishoudens. Daarom heeft de winkel tegenwoordig ook een publiciteitscommissie én een jubileumcommissie.’

Volgens mij wordt de H.A.N.D. steeds bekender in de stad. Het jubileum hangt in de lucht. Binnenkort deelt het bestuur vijf keer tienduizend euro uit aan Zutphense goede doelen: ideële organisaties. U leest het goed! Dit wordt allemaal verdiend door vrijwillig inboedels op te halen, uit te zoeken, spullen te repareren, op te poetsen, kassa te draaien en de winkel op orde te houden. Zo’n zeventig vrijwilligers houden zich daarmee bezig, velen van hen al jaren.

Op 22 februari, op een woensdagmiddag om vier uur, houdt de H.A.N.D. zijn feestje in wijkcentrum Waterkracht, in het Waterkwartier. Stadsnar/-dichter Wolfram Reisiger zal voor muziek zorgen, bovengetekende zingt H.A.N.D.-liederen met de zaal en de uitreiking van de klinkende bedragen zal feestelijk omlijst zijn.

Wees welkom, namens de H.A.N.D.

Maar hoe zit dat nou met mijn vingerloze want?

Ik tref Frank terwijl-ie drukdoende is met nieuw binnengekomen spullen. Hij weet van geen want, en stelt voor om achter te gaan vragen, in het magazijn. Intussen heb ik een gesprekje met de kassamedewerker van dienst. ‘Ik werk hier nu een dag of twee,’ vertelt hij. ‘De sfeer is enorm gezellig. Maar vraag mij niet waar alles ligt, want dat moet ik nog helemaal leren.’ Ik besluit niet te veel om me heen te kijken, want ik ben een soort hamster als het op leuke dingetjes aankomt, en ik wil juist ontspullen.

Frank komt uit de magazijndeur, stralend als een kleine jongen. In zijn armen een Boeddhabeeld. ‘Kijk,’ roept hij verheugd. ‘Je handschoen is helaas niet gevonden, maar ik zag dit tussen de nieuwe lading zitten. Hij is van plastic, maar ziet eruit alsof ie van marmer is. Die koop ik!’

Zonder want, maar met een opvallend vrolijk gevoel verlaat ik het pand.