Columns

Handschoen

Afgelopen week zag ik her en der afgebakende stukken straat. Jonge mannen en vrouwen liepen zich te beraden op wat daar zou gebeuren. Ze liepen met fronsende blikken en krabden zich achter de oren. Ik had een aankondiging gelezen: kunstenaars gaan driedimensionale tekeningen maken. Spectaculaire vergezichten, architectonische hoogstandjes met verte en diepte, gaten, trappen… Het trekt je een nieuwe wereld in, het is je reinste kunst, straatkunst.

Dat vooruitzicht stemde me goedgezind, net als de bestemming waar hond en ik naar onderweg waren. Met de trein zouden we zuidwaarts gaan, zo’n tweeënhalf uur … tot in Maastricht. Een vriendin, sinds onze studententijd – we deden het eerste jaar samen, daarna werd ze verloskundige – , is nog niet zo lang geleden terug verhuisd naar haar geboorteprovincie. Zij en haar man zijn in een heuse hoeve beland, met een keuken van kasteelallure een grote omheinde tuin. Hond Hazel had dus ook iets om zich op te verheugen, al werkt dat niet zo bij dieren.

Het was prettig zoeven met de nationale spoorwegen, zoals dat tijdens de befaamde daluren vaker het geval is. Voor we het wisten liepen we door de luchtbrug die over het Maastrichter spoor naar de achterzijde van het station leidt. Aldaar wachtte vriendin Hedwig op ons, om samen hoevewaarts te gaan.

Zo komt het dat ik in de zon aan een tuintafel de Trouw lees. En, specifieker: een interview met de Zutphense schrijver Jolande Withuis. Dat ze een scherp denker is, wist ik al. Haar blik op het identiteits- en diversiteitsvraagstuk is boeiend. Withuis laat zich onder meer kritisch uit over het begrip non-binair, dat een nieuwe identiteit aanduidt. Ze verwijst naar het onderscheid tussen sekse en gender, tussen biologie en cultuur. Wetenschappers, waaronder zijzelf, toonden in de jaren zestig en zeventig aan dat het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk kunstmatig is.

Male en female zijn biologische categorieën,’ zegt Withuis. ‘Maar wat ‘mannelijk’ en wat ‘vrouwelijk’ heet varieert in alle tijden en overal ter wereld. Een heel bevrijdend inzicht. Jongeren die zich non-binair noemen, voelen zich niet specifiek man of vrouw, maar juist een beetje van beide, wisselend of juist geen van beide. Maar het is een misverstand dat dat gevoel uitzonderlijk is. Bijna niemand past in de stereotiepe hokjes vrouwelijk of mannelijk. Mannen zijn onderling buitengewoon verschillend en vrouwen ook.”
Ik vind dit goed verwoord. Precies zoals ik het zelf ervaar, maar zo genuanceerd kan ik het niet uitleggen. Met non-binair hebben we er een categorie bij, terwijl we wat Withuis betreft het sekse-onderscheid juist moeten opheffen. Pas dan kunnen mannen en vrouwen gelijk worden.

Ik kijk naar de wolk die prachtig voor de zon schuift, een gouden rafelrand licht op. De hond dartelt door het gras en blaft naar een voorbijganger achter de heg.

Aan het eind van het artikel zegt Withuis iets opmerkelijks. “Wat zou ik blij zijn met een sociëteit voor intellectuele en artistieke vrouwen hier bij mij in Zutphen. Helaas, zoiets is hier niet.”

Waarom zou ze die zelf niet oprichten? Ik vermoed zomaar dat ze daar niet zo’n zin in heeft. Deze verzuchting voelt als een handschoen. Wie raapt hem op?