Columns
Eke Mannink
De kinderpiste, maandagochtend. Geliefde en ik staan ieder met een snowboard klaar voor de les.
‘First time?’ De instructeur kijkt ons aan. ‘Not for him,’ wijs ik. ‘For me, yes.’
In de loop van het uur dat volgt, blijkt dat ik geen talent voor snowboarden heb. Nul. Zodra mijn voeten in de binders zitten, voel ik me hopeloos gekluisterd aan dat ding. Vastgeklonken, inflexibel. Jaloers kijk ik naar de skiërs rondom ons. Hoe hun benen los van elkaar opereren. Hoe ze soepeltjes voorbij glijden. Maar, laat ik eerlijk zijn, ook een aantal snowboarders komt moeiteloos de piste af suizen, zelfs op deze kinderafdeling.
Kijk naar mijn geliefde, hoe hij steeds vloeiender de heuvel afkomt. Veel vallen, opstaan en weer doorgaan zorgt ervoor dat hij langzaam maar zeker bonter en blauwer, maar ook beter wordt. Nu ik nog.
‘Heels in the snow,’ zegt de leraar. ‘We want to make a turn now.’
Ik probeer en probeer en probeer het, snowboard bijna een hond onderuit en slaak een zucht van verlichting als blijkt dat de les voorbij is.
’s Middags, wanneer we voor onszelf oefenen, zit er zo nu en dan een verbeteringetje in, maar dat uit zich vooral in het soepel op het kinderliftje springen.
Die avond is de eerste bijeenkomst van de cursus creatief schrijven. Met de hoteleigenaar had ik overlegd waar we konden zitten. Ik suggereerde de bibliotheek, dat leek haar een goed idee. Vorig jaar, toen ik voor het eerst in het Zwitserse hotel Val Sinestra was, een voormalig kuuroord, ging ik iedere avond na het wintersporten etsen. Truus uit Deventer komt geregeld een weekje langs om gasten etsles te geven in de avond. ‘Jij kunt wel schrijfcursussen gaan geven,’ suggereerde ze. Van het een kwam het ander. Nu zit ik in de bibliotheek, met een paar brandende kaarsen, een stapeltje kopieën, en een lesplan. En met spierpijn, maar dat ziet gelukkig niemand. Even voor half acht is de ruimte al bijna vol.
‘Ik denk dat er nog meer komen, hoor,’ zegt een van de cursisten. ‘Passen hier nog stoelen bij?’ We kijken rond en ik besluit op zoek te gaan naar iets ruimers. De kleine eetzaal, waar vorig jaar de etspers stond, blijkt geschikt.
Een colonne cursisten, enkelen een kaars als toorts voor zich uit dragend, wandelt van de boekenkamer naar de grotere ruimte. Het ziet er mooi uit: eenentwintig geïnteresseerden in het schrijven van creatieve teksten.
Ze gaan hard aan het werk, maar ik wil ervoor zorgen dat plezier in poëzie, columns en dialogen voorop staat. En we gaan ontdekken in hoeverre muziek, beweging en geluid van invloed kunnen zijn op het scheppend proces.
Tijdens deze eerste avond komt het woord ‘denkpiste’ ter sprake. Het is een Vlaamse term, die verwijst naar een kunstwerk of gedachtengoed dat gebruikt wordt om op door te denken, om verder te gaan met de thematiek die op een specifieke manier is gepresenteerd. Ik vind het een weergaloos woord, niet in de laatste plaats omdat deze piste me een stuk beter ligt dan die andere.