Columns

Anders

‘Carla woont in Schiebroek, …’ Hilariteit onder de leerlingen. Een van de groepjes heeft een AI-functie ingesteld om de tekst van papier in de laptop te krijgen. Een jongen is op nadrukkelijke en vooral luide manier gaan dicteren. ‘… dichtbij waar ze werd geboren.’

‘Kan dat zachter?’ vraag ik hem, en de klasgenoten die zitten te ginnegappen. ‘Het blijft een goede gewoonte om rekening met elkaar te houden.’

‘Mwah,’ schampert de leerling die las, ‘dat vindt ú.’

Een schrijfworkshop voor zestienjarigen. Ze hebben gisteren een oudere stadsgenoot geïnterviewd over vrijheid en worden geacht een verhaal te schrijven over die ontmoeting. Ik begeleid ze daarin. Humints, de organisatie achter deze vorm van ‘maatschappelijke diensttijd’, mdt kunst en cultuur, is op zoek naar kennis bij mensen van wie je het niet verwacht. Door die slogan ben ik zes jaar geleden in ze geïnteresseerd geraakt. Ik hield destijds een vraaggesprek met hun directeur voor het Financieele Dagblad. En nu werk ik zo af en toe voor ze.

De middagles begon met een gedicht over de sensatie van zonlicht op je lijf. We hebben een paar dagen vol vrieskou en helder winterlicht achter de rug. Nu lijkt dat licht verdwenen en is de hemel grijs. Hoog tijd om het in woorden terug te brengen. ‘Ik lig hier in het zonlicht pizzicato / …‘ Sommige leerlingen sluiten hun ogen op mijn suggestie, om de tekst dieper door te laten dringen. De meeste kijken echter verdwaasd om zich heen, een jongen staart me minutenlang vol ongeloof aan, terwijl ik voordraag. ‘Ik weet alleen het licht van wonder boven wonder / ik weet alleen maar wat ik weten wil.’

Na het vers en een kort verhaaltje over de schepper ervan, Hans Andreus – een onbekende naam in deze klas – gaan we over tot de theorie van het verhalen schrijven. De leerlingen zetten de kern op papier, denken na over een titel en bruikbare citaten. Het AI-incidentje lost zich vanzelf op; de kunstmatige intelligentie zet de tekst niet naar de zin van de leerlingen om. ‘Hij kan niet eens spellen,’ concludeert een meisje.

In het uur dat volgt heerst een diepe concentratie in het lokaal. Mooi om te voelen. Het wil niet zeggen dat de leerlingen stil zijn; ze werken groepsgewijs en overleggen met elkaar over de kern van hun verhaal. Wat wilde de verteller kwijt over vrijheid in zijn of haar leven, hoe willen ze dat verwoorden?

De discussies die zich ontspinnen zijn inhoudelijk van aard, ik geniet ervan wanneer ik iemand hardop hoor twijfelen over het gebruik van een woord als ‘optimistisch’.

‘Nee, ze was eerder gewoon vrolijk.’

Wat betekent optimistisch nou precies?
Ik kom met een ezelsbruggetje: hij trekt wel op-die-mist.

In de pauze, wanneer de rest de gang op is met telefoons en plannen om nieuwe snacks in de kantine uit te proberen, komt een van de leerlingen naar me toe. ‘Mevrouw,’ begint hij. ‘Komt die Hans Anders ook uit Zutphen?’ Ik kijk hem wazig aan. ‘Die dichter,’ gaat hij verder. Het kwartje valt.
‘Hans Andreus,’ lach ik, ‘Nee. Hoezo?’
‘Ik vond het mooi,’ zegt de jongen.
Mijn dag is goed.