Columns

Afwezigheid

Afgelopen week werkte ik een paar dagen in Zeeland. Zo kwam het dat ik op zaterdagochtend in de bus van Middelburg naar Burgh Haamstede zat. De chauffeur mopperde op het nieuwe systeem: in plaats van rondes door de stadjes en dorpskernen, doen de streekbussen tegenwoordig alleen nog maar de haltes aan de rand van de centra aan. ‘Het is een ex-pe-ri-ment,’ zei hij – en hij sprak het woord echt zo uit, om zijn punt kracht bij te zetten – ‘maar dat betekent dat het allemaal minder wordt. De reiziger is steeds slechter af.’

Ik zat op de stoel naast hem en vroeg me af of dat bij ons, in de Achterhoek, ook de tendens is.  ‘Praat niet met de chauffeur’ stond in rode letters boven het incheckapparaat. Telkens wanneer mijn oog daarop viel, begon hij weer.

‘Weet u wat het is?’ vroeg hij retorisch. ‘In de jaren tachtig kon je voor een paar tientjes het land door. Na de privatisering is dat onmogelijk geworden, om de haverklap moet je weer met een nieuwe maatschappij.’ Hij keek grimmig en deed zijn zonnebril af en weer op, alsof ie verkeerd op zijn neus stond. Het bracht mij op het idee dat ik er ook een in mijn tas had zitten, en ik begon te zoeken.

De dag ervoor was vol wind, regen en hagelbuien geweest, nu scheen de zon alsof ie nooit anders had gedaan. We passeerden de Neeltje Jans. Ik vertelde de chauffeur dat ik daar ooit op schoolreis naartoe ging. Misschien dat dat hem wat opvrolijkte. Voor ik het wist hadden we het toch weer over de staking van afgelopen week. Toen ik mijn zonnebril eenmaal gevonden had, tuurde ik een tijdje stil over de watervlakte. Het schoolreisverhaal had hem aan het denken gezet. “Als u straks weer naar huis gaat,’ begon hij, ‘reis dan via Zierikzee door naar Goes. Dan ziet u Zeeland op zijn mooist.’

Het bleek een gouden tip. Tegen het eind van de middag was ik klaar met mijn werk. De winterzon scheen nog altijd uitbundig. In de bus die me naar het station zou brengen was de beste zitplaats nog vrij. Een prachtig schouwspel trok aan onze ramen voorbij, vooral toen de Zeelandbrug in zicht kwam. De zeespiegel schitterde ons tegemoet, meeuwen buitelden over elkaar heen, en langs de oevers graasden zonovergoten schapen. ‘Als je geluk heb, zie je hier zeehonden,’ zei de chauffeur. Ik keek naar de schuimkoppen, zag geen zwarte lijfjes. Dat gaf niet, alleen al het idee dat ze er waren deed me goed.

De dag erop zat ik in een Yinyoga-sessie, vlakbij Almen. Ik was daar vrij onverwacht beland, door gelukkige omstandigheden en een aardige vrouw. De yoga vond plaats in een mooie serene ruimte, met veel glas en zicht op boomstammen. Na een reeks oefeningen keken we met zijn allen even naar buiten. ‘Laatst zag ik een eekhoorn die boom inklimmen,’ zei de Yinjuf. Ik dacht even aan de zeehonden. Net als hen, heb ik de eekhoorn niet gezien. Maar het is prettig te weten dat hij er is.