Stedendriehoek

‘Het was chaos, we moesten ons een weg banen tussen brandende huizen’

Almense Liesbeth Eikelenboom-ter Beek kijkt terug op haar ‘Heufse jeugd’

ZUTPHEN – Tachtig jaar vrijheid is een serie over het oorlogsverleden van Zutphen en de uitwerking die het heeft in onze stad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd onze gemeente zwaarder getroffen dan veel andere Nederlandse steden. Hoe echoot het verleden in ons denken? De sporen daarvan zijn nog altijd voelbaar. Ook in Almen.

Het spoor dat naar Almen leidt, werd in eerste instantie uitgezet door Henk Mulder, de Warnsvelder die feiten en gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog nauwgezet boekstaaft. “Ze was een klasgenoot van me”, had hij gezegd. “Ze woonde in De Hoven tijdens de oorlog en kan er veel over vertellen.”

“Weet je hoe we elkaar opnieuw weer kennen?” vraagt Liesbeth Eikelenboom ter introductie. Ik schud mijn hoofd; dat heeft Mulder niet verteld. “Ik liep uit de behandelkamer van een dokter, in het Zutphense ziekenhuis. Daar heb je van die inhammen, met stoelen. Opeens zag ik hem zitten. Henk, het jongetje uit mijn klas, maar dan vele jaren ouder. “Bent u niet Henk Mulder?” vroeg ik, voordat ik er erg in had. En hij was het. Nu bellen we elkaar, en drinken we af en toe samen thee.” Eikelenboom lacht bij de herinnering, zoals ze de rest van de middag af en toe fijntjes zal lachen. En er herhaaldelijk op zal wijzen dat ondergetekende behoedzaam met haar gevoelens om dient te gaan. “Ik ben geen mens dat privé graag deelt. Gevoelens zijn teer.” Waarvan akte.

Schoolhoofd

Liesbeth ter Beek was negen toen de oorlog uitbrak. Ze woonde met haar ouders in De Hoven, als enig kind. Ze heeft de meisjes nog zien strijken in wasserij De IJsselstroom. “Dan keek ik door de ramen en zag ik ze aan het werk”, vertelt ze. “Even verderop langs de IJssel, in de steenfabriek, maakten ze dakpannen, er stonden daar hele rekken te drogen in de zon. Ik weet nog precies hoe die voelden en roken.”
“Van kindsbeen af had ik goede gesprekken met mijn vader en moeder. Bij hen heb ik me geborgen gevoeld, net zoals later bij mijn man. Vanwege werk van mijn opa zijn mijn grootouders vanuit het westen naar Zutphen verhuisd. Mijn moeder bleef achter in Amsterdam, waar ze haar onderwijsakte behaalde. Ze had enorme heimwee. Toen mijn oma met mijn moeders elf jaar jongere zusje bij dokter Mulder was, vertelde zij de huisarts over die heimwee van haar oudere dochter. “Laat haar hier maar solliciteren”, zei hij. “Ze hebben mensen nodig in De Hoven, mijn vrouw weet ervan.” Daar ging mijn moeder, met haar witte kousen aan. Ze werd hoofd van de kleuterschool. In 1922 kwam mijn vader in beeld, en ik werd in 1931 geboren. Mijn eerste schoolgaande jaren waren bij mijn moeder, daarna stuurden mijn ouders me naar de christelijke Wilhelminaschool aan de Oudewand. Als gezin werden we gedragen door God, zo heb ik dat later met mijn man ook altijd ervaren. Ik had een vriendinnetje van de Weg naar Voorst die me ophaalde, we liepen altijd naar school. De Oude Brug telde exact 365 stappen, dat heb ik toen ik volwassen was nog eens geverifieerd. Ja, nu niet meer natuurlijk, achter zo’n rollator maak je heel andere passen…”

Peppels

Het gezin Ter Beek wist in 1939 dat er oorlog dreigde; in de school waren soldaten ingekwartierd. De evacuatie van de wijk, die volgde in het jaar daarop, staat nog in het geheugen van de Almense gegrift. “Ik was 9 mei jarig. Mijn moeder had allemaal lampionnen en ballonnen aan de waslijn gehangen in de tuin. De volgende dag moesten we opeens heel vroeg met de fiets op pad. Om vijf uur naar Klarenbeek. “Denk erom, niet over de grote weg”, had vader gezegd. Hij regelde de evacuatie, dus de rest van de tijd hebben we hem niet veel meer gezien. We reden door lange, rechte lanen met peppels aan weerszijden. Ik op mijn kinderfietsje, met een dekenrol achterop. In Klarenbeek werden mijn moeder en ik in de pastorie geplaatst. Wij kregen een goede plek, omdat mijn moeder een open been had, ze had die dagen last van trombose. Mijn vader was alle adressen van de noodopvang langs, om te kijken of mensen klachten hadden. Ik weet nog goed dat we de kerk binnenliepen die zondag. ‘God is overal dezelfde’, hadden mijn ouders gezegd. Het was mijn eerste katholieke kerk, ik was geïmponeerd door de pracht en praal. Zelf zijn we Nederlands Hervormd, de Walburgkerk vormde een middelpunt in ons leven. Mijn ouders zijn er getrouwd, ik ook.”

Banketbakker

Vijf dagen later keert het gezin terug, net als de rest van de Heufse bevolking. De capitulatie was een feit. Eikelenboom: “Het eerste dat ik zag toen we terugkwamen: de verregende lampionnetjes van mijn verjaardag. Het zag er treurig uit, het maakte indruk. Eerst merkte ik niet zoveel van de oorlog. Dat is logisch, als je negen bent. Maar ik werd ouder, en op weg naar school zag ik een jaar later dat de banketbakker aan de Rozengracht opeens dicht was. De hele winkel was leeggehaald. Later bleek dat ze Joods waren.”

“Mijn moeder en ik hebben het bombardement op 14 oktober ‘44 van dichtbij meegemaakt. We gingen elke zaterdagmiddag boodschapjes doen in de stad, die dag dus ook. We waren bij mevrouw Post geweest van het Volkshuis, die had net een baby gekregen, op 1 oktober. Toen we daarvandaan kwamen, zagen we Alie van Emst en Annie Kip, buurtgenoten. ‘Dag juffrouw’, zeiden ze tegen mijn moeder. Zo werd ze genoemd als hoofd van de school. We zouden naar huis, maar ik zei tegen mijn moeder: ‘Laten we nog even naar Staring gaan…’, de boekhandel, die zat in het pand waar nu die ijszaak zit, op de markt (Talamini – EM).”

“Ik herinner me dat ik naar boeken stond te kijken, toen die hoge, antieke ramen opeens heel hard begonnen te trillen. Het luchtalarm klonk, moeder greep me vast en we zijn naar de kelder aan de overkant gelopen om te schuilen. Al die kelders op de markten waren verplicht open, voor noodgevallen als deze. Ik weet nog goed dat mijn moeder een bontkraag omhad, en dat ik die de hele tijd zat te aaien. Ik herinner me exact hoe dat voelde. Na het derde luchtalarm mochten we de kelder verlaten. Het was chaos, overal chaos. Mensen renden langs met zwartgeblakerde gezichten, we moesten ons een weg banen tussen brandende huizen. Dat was moeilijk, Duitse soldaten hielden ons op allerlei hoeken tegen. Onze school lag ook in puin. We konden mijn vader niet bellen, omdat de telefoonlijnen waren doorgesneden. Later hoorden we dat Alie en Annie nooit meer thuis zijn gekomen. Ze hoorden bij de honderd slachtoffers van het bombardement.”

Verschrikkingen

Eikelenboom staat op en haalt een groot album tevoorschijn, met een bruinleren kaft. Het is een prachtig boek over het eerste deel van het leven van haar dochter. In schoolhandschrift heeft haar dan tachtigjarige moeder de foto’s beschreven. Haar man, Liesbeths vader dus, was fotograaf van ‘pers en particuliere opnamen’. “Zo stond dat op zijn stempel”, aldus Eikelenboom. Haar moeder heeft gedetailleerd beschreven hoe de dagen eruitzagen, ook tijdens de oorlog. Tot op een bepaald moment. ‘Nu houd ik op’, leest de dochter voor, ‘want het zijn te grote verschrikkingen’.

Hoe dan ook, ze is blij met het boek. Het geeft haar wortels. Want ze mag dan al vijftig jaar Almense zijn, ze is geboren en getogen in De Hoven, en daarmee óók een Heufse.