Stedendriehoek

Goed bekeken – Zingen

Het woord ‘bizar’ is al vier keer gevallen. Op straat en door de telefoon. En het is pas negen uur. ’s Ochtends. Het is de dag nadat de regering de aangescherpte anti-corona-maatregelen bekend heeft gemaakt. Ik zit in de auto op een bijna lege snelweg naar Amsterdam. Even getwijfeld of ik naar deze werkafspraak zou gaan. De opdrachtgever had gemaild: ‘Aangezien onze groep kleiner dan honderd is, kan de bijeenkomst gewoon doorgang vinden.’ De A1 blijft de hele route dun bezaaid met verkeer. Het is dat Rijkswaterstaat net bezig is met het terugbrengen van de maximumsnelheid, anders zou ik het gaspedaal dieper intrappen.

Uiteindelijk zitten we voltallig aan tafel. Met zijn vijven.

Tegen de tijd dat u dit leest is het misschien al enigszins gewoon geworden: elkaar niet de hand schudden bij het ontmoeten. Een knikje, een hand op het hart, of tegen elkaar gevouwen palmen als begroeting. Maar nu is het nog wennen. Ik heb een steen in mijn broekzak gedaan, die ik in mijn rechterhand neem zodra ik denk dat-ie nodig is. Het grappige is dat hij dan per definitie niet meer nodig is, want dan ben ik me dus al bewust van het feit dat ik geen hand moet geven.

Misschien is het al gewoon gaan voelen dat uw kinderen of kleinkinderen doordeweeks niet naar school gaan, dat de theaters op slot zitten en wie weet zijn zelfs de kroegen wel gesloten tegen de tijd dat u dit leest.

Overvolle ziekenhuizen, tekort aan beademingsapparaten, schrikbarend snel oplopende patiëntenaantallen – het zijn nu nog doemscenario’s, maar het zou zomaar kunnen dat ze werkelijkheid zijn geworden wanneer u deze krant in handen heeft.

Als de vergadering afgelopen is, staan we na het jas aantrekken elkaar even onhandig aan te kijken. Een knikje, een zwaai. Ik zet mijn telefoon weer aan, bekijk de berichten. Een vriendin kan geen paracetamol meer krijgen. Een vriend vond pas in de derde supermarkt toiletpapier. Nederlanders zijn hamsteraars, dat was al bekend. Mijn dansjuf belt en meldt dat de Muzehof tot eind van de maand dicht is.

Eenmaal terug in eigen stad loop ik langs de drogist voor paracetamol. ‘We hebben alleen nog Finimal met codeïne,’ zegt de baliemedewerker. ‘Alles is op.’

In de supermarkt zie ik dat ook daar groots wordt ingeslagen. De klanten staan zo dicht op elkaar gepakt bij de kassa, dat mogelijke virussen als een bonuskaart kunnen worden uitgewisseld.

Pling.

Muziekjuf Merel Harkink op Facebook: ‘In navolging van Italiaanse initiatieven in Siena wil ik starten met op straat zingen vanwege de corona-crisis: wie zingt er mee? Iedere donderdag van half acht tot acht. Ook muzikanten nodig ik uit. We gaan door totdat deze ellende voorbij is.’ Ze refereert aan de spontane actie van Italianen in quarantaine. Muziekmaken om het gevoel van samenzijn te benadrukken, en als eerbetoon aan alle medewerkers in de zorg.

Wat een lief initiatief.

Ik loop naar huis, zo’n zeven meter scholieren voor bakkerij Jolink omzeilend: in de motregen wachten ze op een ijsje. Best bizar. Oooooo: twee bollen voor een euro. Tja.

Luister eens, terwijl u dit leest… Wellicht is het donderdagavond. Zet uw gehoor op scherp. Klinkt daar geen gezang, in de verte?

Misschien hoort u ons, op de Weg naar Laren.

Sterkte iedereen.