Stedendriehoek

GOED BEKEKEN | Vaatwasmachien

Terwijl Sywert – u weet wel, van de mega-mondkapjesdeal – op televisie probeert uit te leggen dat hij eigenlijk heel erg van de goede doelen is en de Zutphense binnenstad nog na siddert van de aanwezigheid van Marco Borsato als ober op het terras van Camelot, stappen vriend en ik in de bus om naar Limburg te karren. De vaatwasser is namelijk stuk. Al een tijdje. Nou en, zult u – begrijpelijkerwijs – denken, dan was je toch met de hand af? Dat hebben we de afgelopen tijd dan ook gedaan. Maar sinds een week of één runnen we een afhaalrestaurant en dan wordt het een stuk onoverzichtelijker, die stapel vaat. Op zeker moment konden geliefde en ik elkaar alleen nog maar horen, aan weerszijden van de berg.

‘Hoeveel staat er nog beneden?’ vroeg ik dan, waarna mijn woorden nog een tijdje rond echoden in de pannen tussen ons.
‘We zijn er bijna!’ jubelde de kok dan terug. ‘Alleen nog wat snijplanken, saladeschalen en de pannen van de makreel.’

Goed, we tuffen dus zuidwaarts. Op naar Swalmen. Daar heeft iemand een professionele machine in de aanbieding. Over, vanwege een faillissement. ‘In twee minuten spoelt hij alles schoon,’ riep vriend al een aantal keer enthousiast. ‘Je weet niet wat je ziet.’

Tussen neus en lippen had ie net voor vertrek de fietsen in de bus gegooid. Kunnen we een toeristische draai aan ons uitje geven.

Onder Nijmegen ontstaat het plan: waarom rijden we niet door naar Maastricht? Dan mogen we even aan de zwier, nu het weer kan.

Wanneer de snelweg een duik naar beneden neemt – u kent dat punt vast, het is onnederlands mooi, Maastricht ligt dan aan je voeten – zijn we niet meer te houden. In een buitenwijk parkeren we de bus, springen we op de fiets en zoeven heuvels op en af, door parken en over viaducten, om uiteindelijk de Maas over te steken. Terrasjes lonken. Eerst even naar de ANWB-winkel; de achterband van vriends fiets is wat plat. Terwijl ik voor de ingang op hem wacht, komen zeker zeven verschillende nationaliteiten voorbij.

Het oude leven is weer terug, bedenk ik me, in elk geval voor een deel. Voorzichtig, want met de naderende virusvarianten kan het nog alle kanten op. Ook de verkeerde. De drukte om me heen doet anders vermoeden. Alle terrassen bomvol, en wie er binnenin de kroegen vertoeft, draagt geen mondkapje en zit dichtbij elkaar.

Zijn we zo snel weer terug in hoe het was? Van de week sprak ik een Hovenaar die in de Hanzehof werkt. Als technicus. Hij had zijn eerste voorstelling er weer op zitten, een besloten dansoptreden. ‘In het begin heb je nog de sensatie van het nieuwe,’ vertelde hij. ‘Maar na tien minuten weet je niet beter meer. Dan is het net of je alweer jaren aan de schuiven zit. Het voelde weer héél normaal.’

Zou het ook zo gaan op terrassen?

Vriend komt naar buiten met een pomp.

Even later zitten we in een inham van de eeuwenoude stadsmuur aan een tafeltje. Maastrichtenaren paraderen in opvallend modieuze, zondagse outfits, groeten elkaar uitbundig en genieten van het zo nu en dan doorbrekende zonnetje. De ober komt onze drankjes en de bitterballen brengen. Ja, we moeten nog naar Swalmen want ja, daar staat een vaatwasser op ons te wachten.

Maar eerst: proost. Op het gevoel van vroeger.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.