Stedendriehoek

GOED BEKEKEN | Schaken

‘Maak ruimte. Zorg dat je dame eruit kan.’
Ik leer schaken. Nu al een week of negen. Het spel fascineerde me altijd. Maar ik kwam weinigen tegen die het speelden en ook nog de neiging hadden het uit te leggen. Vroeg het een enkele keer, maar drong nooit aan. ‘Dat kan ik toch niet,’ dacht ik dan. Ik was een dammer, dan ben je per definitie geen schaker – zoiets.

Als middelbare scholier las ik Schaaknovelle van Stefan Zweig, de Oostenrijkse schrijver die na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog Brit werd. Hij belandde via omwegen in Brazilië en koos in 1942 voor de dood, samen met zijn vrouw. Uit treurigheid over de vernieling van hun ‘geestelijk thuisland Europa’. Indrukwekkend vond ik dat biografische gegeven, vandaar dat ik zijn werk op mijn lijst zette. Schaaknovelle staat nog altijd in onze boekenkast. Al bladerend lees ik: ‘Het schaakspel bezit de wonderbaarlijke eigenschap, dat de concentratie van geestelijke energie op een nauw begrensd veld, zelfs bij de meest inspannende denkprestatie, de hersens niet doet verslappen, maar eerder hun soepelheid en hun spankracht versterkt’.

Ahum. Ik weet nog niet of dat ook voor mijn hersens geldt. Zo soepel voelen ze niet, na een uur of anderhalf gepijnigd ploeteren op het bord.

Nou heb ik wel geluk. Ik krijg namelijk les van mijn geliefde, die al sinds zijn elfde schaakt. Zijn opa leerde het hem. Hij blijkt ook nog eens een kundig uitlegger te zijn, die me zet voor zet de grondbeginselen van de stukken en de spelregels bijbracht. En me nu met engelengeduld aanspoort om patronen te herkennen.

Maar ik heb ook pech. Ik zie namelijk alles en iedereen door een schaakbril. Waar ik maar kijk; voortdurend duiken metaforen op. Ik zie vogels op boomtakken hoppen en denk ‘Siciliaanse opening’. Een collega probeert via de mail goed te praten waarom hij terugkomt op eerder gedane toezeggingen. ‘Hij rokeert in een veel te vroeg stadium’. De eigenaar van de foutief geparkeerde Volvo op de Houtmarkt: schaakmat.

Begin jaren negentig vertoefde ik als radioverslaggever een week met schaakgrootmeester Hans Böhm op een zeiljacht bij Turkije, op de Egeïsche Zee. Böhm gaf schaakles aan een groep gefortuneerden, de scheepskok ving iedere dag verse vis die hij tot een maaltijd omtoverde en de kapitein snurkte ’s nachts zo hard dat geen kajuitswand het geluid tegenhield.

Dan kon je daar toch leren schaken? Ik hoor het u denken. Op zich een begrijpelijke gedachte, en het was ook het plan, maar ik werd zó in beslag genomen door mijn missie – een radioprogramma maken over de drijfveren van de opvarenden – dat ik niet toekwam aan de kunst van het zetten van de stukken. Wel herinner ik me de diepe concentratie waarmee sommigen zich aan hun taak wijdden. Terwijl mild kabbelende golven tegen de boeg klotsten, de zon met het uur heter werd en collegecursisten dolfijnen spotten, zaten ze in diep gepeins tegenover de grootmeester hun perfecte zet te bepalen. ‘Help, mijn Armani’, riep een van hen in paniek, toen haar zonnebril met een windvlaag te water raakte. Mijn radiohart maakte een paardensprongetje: dit was nog eens een oneliner.

Een praatprogramma. Wopke Hoekstra laat gaten in zijn verdediging vallen. Na een paar minuten staat hij pat. Bedtijd. De dame wil naar boven. ‘Dan open ik Siciliaans,’ lok ik mijn koning. Wat dat behelst ga ik u natuurlijk niet vertellen. Kijk maar naar de serie The Queen’s Gambit.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.