Stedendriehoek

GOED BEKEKEN – Koele dame

Boven de Nieuwstad pakt een wolk kauwen zich samen. Alsof ze tegelijkertijd hebben besloten om rondjes te gaan vliegen. De vogels krijsen om het hardst, onwillekeurig kijken we naar boven. ‘Het lijkt Hitchcock wel,’ hoor ik een wielrenner in het voorbijgaan tegen zijn collega zeggen.

Ik zwaai een vriendin uit bij haar auto op Basseroord. Ze zit al achter het stuur wanneer de kauwenwolk langs de hemel scheert. ‘In de Middeleeuwen zagen mensen daar een slecht voorteken in,’ zegt ze. ‘Omdat ze het niet begrepen: vliegende krijsende wezens.’ We bomen nog even over bijgeloof terwijl ze de stoep af zoeft in haar vervaarlijk geruisloze elektrische wagen.
‘Dahaaag lieverd.’ We gebaren een handkus en zwaaien. ‘Tot snel!’

Wanneer ik naar huis wandel, cirkelt de groep vogels nog altijd. Vliegoefeningen. Ik denk aan Sofia, de hoofdstad van Bulgarije. Halverwege de jaren negentig maakte ik daar een radiodocumentaire. Mijn opdracht: portretteer de stad. Vang haar in geluid. Terwijl ik spreeuwen tijdens hun rondjes boven een winkelcentrum de microfoon in probeerde te trekken, ontdekte ik een ondergronds stuk stad.

Een donker poortje naast een sigarenwinkel lokte me naar binnen en vervolgens naar beneden: er was een trap die naar de diepte leidde. Even later stond ik op dezelfde marmeren stenen als die in het winkelcentrum, maar dan beschenen door kunstlicht. Waar ik ook keek: er zaten mensen in hallen aan tafeltjes. Ze deden iets, het duurde even voor tot me doordrong wát. Ze speelden bingo. Een blikkerige vrouwenstem las de cijfers voor. Via hoge speakers bereikten die de uithoeken van alle zalen. Telkens klonk twee keer hetzelfde getal.

Toen ik een tijdje had rondgedwaald door deze wonderlijke wereld, was me duidelijk dat hij vierentwintig uur per etmaal te bezoeken was, en dat de meeste bingospelers de activiteit op zijn zachtst gezegd niet als een feestje beschouwden. Sterker nog: de troosteloosheid droop ervan af.  Waarom? Waarom zou je ondergronds bingo gaan spelen? Ik vroeg het die avond aan mijn Bulgaarse gastheer, maar zijn Engels was zo belabberd dat hij niet verder kwam dan: ‘You wanna go? I take you out to bingo?’ Dat schoot niet op.

De geluidsopnames waren goed gelukt en ik was vast van plan meer te weten te komen over het culturele verschijnsel. Zo zou ik de ingeblikte monotonie van de cijferlezeres, het mistroostige van de gemiddelde speler en het geroezemoes in de pauzes na de uitroep ‘bingo’ in mijn programma  kunnen gebruiken. En de juichkreet van het bijna tandeloze mevrouwtje toelichten, toen ze een blender gewonnen bleek te hebben.

Geweldig hoe een scène van vijfentwintig jaar geleden plotseling glashelder op je netvlies kan verschijnen. Of misschien beter: op mijn trommelvlies. ‘Koele dame met warme handen’ – zo zou het programma gaan heten: de titel verbeeldde een stad die zich langzaam prijsgaf naarmate je je in haar verdiepte.

Ik dacht aan de bingosessies in buurtcentrum Waterkracht, af en toe live op Facebook te volgen. De moederdagbingo had zelfs mijn dochter omgetoverd in een fanatiek online afstreper. We grepen nét naast het setje beauty-producten.
Maar vooral was ik weer even terug in de tijd.

Dankzij de spreeuwen boven een winkelcentrum in Sofia.

En de kauwen boven de Nieuwstad in Zutphen.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.