Stedendriehoek

Goed Bekeken – Feest

Op dwaaltocht door de stad.
Ik neem een voorschot op Bloomsday, een internationale, vrij onbekende feestdag die vooral in Ierland wordt gevierd. Centraal staan het leven van de Ierse schrijver James Joyce en de gebeurtenissen uit zijn meesterwerk Ulysses, die plaatsvinden op één dag: 16 juni. Dinsdag dus, misschien leest u dit wel op die dag.

Dieserstraat, Berkelkade, Coehoornsingel. Uit verschillende gevels steken nog altijd vlaggenstokken, waaraan schooltassen bungelen. ‘Wie in juli 1945 in de zesde zat, kreeg zonder eindexamen z’n diploma.’ Het is een regel uit het boek Wij zijn vrij! van de in Zutphen wonende journalist Menno Tamminga, met dagboekfragmenten over de bevrijding van Warnsveld, Zutphen en De Hoven. Die regel weerspiegelt een parallel met het nu: tijdens de crisis – we zitten inmiddels in week veertien – is besloten dat de eindexamenleerlingen de school verlaten zonder examen te hoeven doen. Het voelt vreemd en historisch dat dit voor de eerste keer in vijfenzeventig jaar gebeurt.

Hoofdpersoon Leopold Bloom uit Ulysses – de Engelse naam voor de klassieke held Odysseus – is een soort ‘alleman’: een gewoon persoon met wie de lezer zich identificeert en die in vreemde toestanden terechtkomt. Ik zeg niet dat ik het dikke boek heb gelezen; het was meer een vorm van me erdoorheen worstelen. Tijdens mijn studietijd woonde en werkte ik anderhalf jaar in Dublin. Met een groepje collega-studenten las ik iedere donderdagmiddag onder leiding van een professor Anglo-Irish Literature een aantal bladzijden. Daarna bespraken we wat we gelezen hadden, één alinea leverde soms uren gespreksstof op. Na afloop verplaatsten we ons naar de pub, waar de discussies over ideeën, woorden en stijlgebruik in verhitte vorm doorgingen.

Op de Weg naar Laren zie ik een jong gezin plaatsnemen in hun auto. Vader, moeder en kleuter dragen een mondkapje. Als ze even later voorbijrijden zie ik dat het kind het op zijn hoofd heeft gezet, het lijkt wel een keppeltje. Hij lacht en zwaait. Ik zwaai terug. Het wolkendek trekt donker samen, wanneer ik doorstap kom ik misschien nog droog thuis.

Als ik even later langs de Berkel loop, denk ik aan een paar avonden geleden. Tegen middernacht zwommen geliefde en ik vanaf de ijsbaan twee bruggen onderdoor en terug. Bloot en gelukkig.
Ik ril omdat de lucht kouder wordt.

De aanblik van de rivier brengt een van de Ulysses-scènes aan het strand van Sandymount in mijn gedachten. Bloom kijkt van een afstand naar een jonge vrouw, die met vriendinnen op een stel kinderen past. De lezer zit in haar gedachten over trouw, huwelijk en vrouwelijkheid. Ze ziet Bloom naar haar kijken en flirt met hem door haar benen te laten zien. Bloom masturbeert. Het is onduidelijk of dit werkelijk zo is in de literaire context, of dat hij dit alles fantaseert. Zo zet het boek de lezer op telkens weer nieuwe verkeerde benen. Ook letterlijk: de betreffende vrouw blijkt mank te lopen.

De eerste druppels vallen, bijna thuis.

Het mooiste uit Ulysses vind ik de slotmonoloog van Molly Bloom, Leopolds vrouw. Ze mijmert over haar leven en minnaars in een associatieve gedachtenstroom die bladzijden voortraast, zonder één leesteken. Het is dat ik vorige week op deze plek heb beloofd dat ik over de liefde mijn mond een tijdje houd, anders wist ik het wel.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.