Stedendriehoek

GOED BEKEKEN | Eenheid

‘Mam, waar ligt geld?’ Dochter van zeventien hangt over de reling van het balkon. ‘Ik wil wat aan het draaiorgel geven, ze spelen Ed Sheeran!’

Brede grijns; het draaiorgel is niet populair in huize Mannink. Op zijn zachtst gezegd. Vroeger vooral niet, omdat onze hond ging janken zodra de eerste klanken binnen het bereik van haar oren waren, op zaterdagochtenden, meestal rond een uur of tien.

Ik grijns terug. Zit gyosa’s te vouwen in ons postzegeltuintje. Van origine zijn het Japanse pasteitjes met vlees en garnaal, in ons ramententje verkopen we de vegetarische versie met shii-take, en een kruidenvulling.
Zou de gemeente het draaiorgel sponsoren? De vraag zweeft even door mijn hoofd. Ik zie steeds minder voorbijgangers met klinkende munt naar de pierementmannen reiken. Inmiddels is er een coronaproof, houten verlengstuk aan de geldbak bevestigd, maar dat lijkt weinig uit te maken.

Over geld en de gemeente gesproken, columnist Willem Nagel constateerde onlangs in nieuwsblad Contact dat onze stad versnipperd is op poëtisch gebied: er is een dichtersgilde, een literaire stichting én een Stichting Dichter bij Zutphen. Hij vergat Kopwit nog, en Vlinderwerk. Barst de stad uit haar voegen met zoveel dichters en stichtingen, vroeg hij zich af. En: ‘Ik hoop dat ze snel gezamenlijk een poëziefeest organiseren.’

Nagel heeft een punt. Onze stad bestaat uit eilandjes, en zou erbij gebaat zijn als die zich als archipel zouden opstellen, of, beter nog: als één land. En dan niet in de open zee, maar zich lavend aan de buurlanden, de andere disciplines. Dat geldt niet alleen voor culturele clubjes, er valt op allerlei gebied te winnen met méér eenheid.
Dat betekent niet dat je het over alles met elkaar eens hoeft te zijn, maar samen – opbouwend kritisch – in gesprek en aan de slag gaan, zou een stuk schelen.

Laat ik me bij mijn leest houden. In Contact verzorgt het dichtersgilde een verzenrubriek, waarvoor iedereen kan insturen. Een zo divers mogelijk publiek komt aan het woord, zo staat er deze week een bewerkte Instagrampost in, door een Zutphense van achtentwintig. Het gilde heeft inmiddels een stapel teksten van onbekende dichters liggen. De stichting Zutphen Literair publiceert juist verzen van de gevestigde namen. Waarom doen we dat niet samen? Onder het genot van een portie ramen? O nee, dat is sluikreclame. En rijmdwang.

Dochter vertelt over de nieuwe single van Sheeran, die een dezer dagen uitkomt. In de clip is de zanger een vampier. Ze verheugt zich op zijn Bad habits, nog steeds hangend over de balustrade.

Vorige week kwam in dit stukkie een enkelvoudig gevleugelde gestalte ter sprake, element uit een kunstwerk van Pieter van der Pol, onderdeel van de expositie Stil het tij die afgelopen weekend in Dat Bolwerck begon. In de kelder, onder meer, een installatie van Madonna-met-kind in verschillende stadia van vaagheid, door Pat van Boeckel. Over de stadsmuur een stortvloed van blauwe lades en ander meubilair, door Karin van der Molen. In de tuin van de IJsselstroom de sculptuur Stuwkracht, door Elise van der Linden.
We leven in een stad waarin plaats is voor zulke weergaloze werken. Laten we ervoor waken dat dat zo blijft, dat historische locaties niet alleen om financiële winst worden uitgebaat.

Als ik heb bedacht waar muntjes liggen, is dochter van het balkon verdwenen. Perfect van Ed Sheeran is voorbij. Tijd voor André Hazes nu. Ik meen ’t.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.