Stedendriehoek

Goed Bekeken – Alles verandert

‘We hadden ook een wereldoorlog kunnen hebben,’ zei Paul Haenen afgelopen vrijdag in het Bfm-programma Samen voor Zutphen. ‘Of een atoomoorlog. Zo bezien valt deze situatie nog wel mee.’ Ik legde de tube lijm even neer. Er was een fruitschaal kapot, een die ik heb gekregen van een vriendin die me zeer dierbaar was, vlak voor haar dood. Hij moest zo mooi mogelijk gelijmd, dat was nog een hele klus.

‘Je leert hier wel mee leven,’ ging Haenen verder. Hij vertelde dat zijn Amsterdamse woonbuurt een soort dorp was geworden en dat hij daarvan genoot. ‘Dat zullen mensen in Zutphen ook wel hebben: je hebt je stad weer terug, de toeristen zijn weg – je ziet weer hoe mooi het is.’

Hij kan het aanstekelijk brengen, de man in wiens stem mijn kinderen altijd feilloos ‘Bert’ herkennen – de vriend van Ernie in Sesamstraat.
Ik pakte de schaal weer, drukte de helften strak tegen elkaar. De lijm had twee minuten gedroogd, zoals de gebruiksaanwijzing voorschreef.

Presentator Jelle van der Meulen had duidelijk schik in het schermgesprek. Haenen oreerde voort – laat dat maar aan hem over. Hij gaf nog wat tips tegen slapeloosheid en beschreef zijn zoektocht naar lichtpuntjes in het leven. Gewoon positief blijven, was zijn boodschap. Hij lachte. ‘Dan tuin ik zelf ook in mijn eigen verhaal.’

Ik denk aan het stuk van Olga Tokarczuk, de Poolse Nobelprijswinnares, in NRC afgelopen weekend. Ze constateert dat haar introverte natuur ervoor zorgt dat ze niet lijdt onder de thuisisolatie.

Integendeel: ‘Hardnekkig duiken beelden uit mijn kindertijd in mijn hoofd op, toen er nog veel meer tijd was en je hem ‘verspillen’ kon door urenlang uit het raam te staren, door naar de mieren te loeren, door onder de tafel te gaan liggen en je voor te stellen dat het een ark was. Of door een encyclopedie te lezen.’

Ze vraagt zich af: ‘Is het niet zo dat we wellicht weer teruggekeerd zijn naar een normaal levensritme? Dat niet het virus van de norm afwijkt, maar juist andersom: dat die hectische wereld van voor het virus niet normaal was?’

Met andere woorden: het dorp in de grote stad van Paul Haenen is de maatstaf, het streven – niet de doorgedraaide metropool die Amsterdam geworden is.

Ik weet het niet.
Wat ik wel weet, is dat ik het aanraken mis, zoals velen.
Het aanraken en het dicht bij elkaar verwijlen.
Ik laat de beide helften van het aardewerk voorzichtig los. Houd mijn adem in.

Dit vers schreef ik voor Min, de vriendin van de fruitschaal.

Tijd wist

Tijd wist geen sporen uit, ze kerft ze dieper.
Tijd heelt de wonden toch alleen in taal.
Door tijd verdwijnt het missen niet.

Tijd schiep een nieuwe bedding voor het missen.
Ze schiep er vele, beddingen voor pijn
en voor verdriet in soorten – bijna allemaal.

Tijd is een variabele constante,
’n constante variabele, omgekeerd:
Alles verandert, niets blijft steeds hetzelfde.
Dat zei je vaak, dat heb je me geleerd.

Eke Mannink is schrijver & voormalig stadsdichter van Zutphen. Vanuit het hart van de stad houdt ze wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Want als je goed kijkt, zie je méér. Iedere week weer.