Columns

VERGETEN

‘Als je ergens even niet aan denkt, is dat dan al vergeten?’
Het is zondagavond en de wind waait traanoog-hard. De egel heeft een sjaaltje om, die had kip voor hem gebreid. De rode kater at te veel en ligt onderuitgezakt in het stalletje. De kleine pony heeft weer wateroogjes, maar dit keer was de wind echt oorzaak volgens hem. We praten over het grote paard. Die werd een maand of twee geleden plotsklaps ziek en moest naar het grote paardenziekenhuis. Er werd een kaarsje gebrand en hoop uitgesproken maar het grote paard kwam niet meer terug. Het is nu ongeveer 50 nachtjes geleden en de dieren hebben hun draai wat meer gevonden. De kleine pony heeft het vaakst verdriet.
De koe, lief maar niet snugger, had een kwast en papier bij elkaar gescharreld en naar het kleintje gebracht. Als hij het grote paard zou schilderen, konden we hem ophangen in de stal. Als we dan in de avond, met een klein lampje aan, bij elkaar zaten, was hij er ook een beetje bij. Dan konden we hem niet vergeten.
De pony herhaalt de vraag en de haan schraapt zijn keel.
‘Het is niet erg als je af en toe niet aan hem denkt.’
‘Dat vroeg ik niet.’
Het schaap ziet haan martelen en grijpt in.
‘Je kan niet continu aan iets denken. Dan denk je nooit meer ergens anders aan. Maar dat moet. Want je moet ook spelen en eten en hinniken en grinniken enzo.’
De dieren knikken. Het stalletje ruikt naar stro en stof, het kriebelt aan de buikjes.
‘Waarom ben je zo bang om hem te vergeten, pony?’ vraagt de zwarte kater zacht.
‘Ik denk niet, dat als je dood bent, dat je dan weg bent. En wat als hij nog bij ons is, maar we zien hem niet? Dan denkt niemand aan hem. Dan is hij voor altijd alleen. Dat mag niet.’
Daar zat wat in, volgens alle dieren.
De pauw wil ook wat zeggen. ‘Zit het grote paard niet gewoon een beetje in ons? Dat we niet aan hem hoéven te denken?’
Er woeit een harde windvlaag en het kleine peertje in de stal flikkert een paar keer. De tekening wiegt heen en weer. Verwonderd kijkt het kleine ding de kring rond.
‘Hij is er. Voor altijd. Denk ik. Nu kan ik rustig spelen, vergeten bestaat eigenlijk niet.’