Columns

GRIEPZOOI

Ach, nu zitten Donald en consorten weer opgehokt. Duck, niet Trump. Maar houd hoop. Nee, sinds vorige week woensdag heeft minister Wiersma weer een landelijke ophokplicht afgekondigd. Voor de verenvrienden, niet voor mensen. O, wat zou dat lekker zijn, hè? Alle klootzakken met zijn allen in een schuurtje. Een vriend van me heeft daar ooit een liedje over gemaakt, wat daar in het schuurtje gebeurt. Enfin, de vogelgriep, daar ging het over.
‘Net als vorig jaar is november weer de maand van een landelijke ophokplicht,’ kopt een krant veel vrolijker dan het hopelijk bedoeld is. Alle kippenkoppen, eendenbekken en ganzenguitsnuiten moeten weer het hok in, want er kunnen wilde vogels overvliegen. Die schijten die uitloopstakkers dan op de kop en dan heb je de kippen aan het dansen. Of eigenlijk niet meer, dan gaan ze hartstikke morsdood. Dat losvliegende, natuurlijke, vrije, wilde wild ook! Grieplijers.
De voorman van de Nederlandse Pluimveehouders Vakbond ziet liever dat de ophokplicht er komt zodra de vogeltrek begint. Maar daar is niet echt een datum aan te prikken, Donald en Gijs zetten de vlucht pas in als het weer een beetje gunstig is. God, kunnen die gasten zich dan niet een béétje naar de maatschappij aanpassen? Vlieg toch op, man.
Ikke dan denken wat er gebeurt als er toch een besmetting plaatsvindt. Ik lees het antwoord in dezelfde krant. Ruimen. Dat klinkt toch hetzelfde als opruimen? Raar is dat. Er werden in Putten 23.000 leghennen vergast. 23.000! Alsof het niks is. Destructiemateriaal.
En het wonderlijke vind ik nog wel dat het in een héél klein artikeltje in de krant staat. We kijken er niet meer van op. Als dit toch eens onder mensen was gebeurd… O, wacht. Dat gebeurde ook. Toen was het land en ons huis te klein, maar we drukken met hartenlust duizenden verenbollen in die schuren en we vergassen ze, preventief of niet, en knipperen daar niet één keer van met de ogen. Ik snap helemaal niks van de wereld. ‘Beetje een dom gansje,’ ik hoor het u denken. Maar er zit een deukje in het systeem, jongens. En niet alleen in die van mij. Ik begriep er niks van.