Vrijheid
Dit is het ingezonden verhaal van Herman Kamp, wiens vader Hermanus (Herman) Kamp (1916 – 1982) als Marechaussee-agent in het verzet zat. Ook hielden zijn ouders een Joods meisje verborgen in hun huis aan de Hertenlaan in Apeldoorn.
‘Ik ben geboren in Apeldoorn op 21 april 1945, 3 dagen na de bevrijding van Apeldoorn. Mijn vader was er niet. Hij zat toen in concentratiekamp Wöbbelin.’
Tekst: Herman Kamp, eindredactie Inge Smolders
Op 1 maart 1943 werd mijn vader aangesteld als wachtmeester bij de staatspolitie en ingedeeld bij de marechaussee bij verkeersgroep Apeldoorn. In april 1941 trouwde hij met Seina. Ze krijgen in februari 1942 een dochter.
Tijdens de bezetting is hij actief in de illegaliteit, zowel in Elburg als in Apeldoorn. Herman en Seina helpen onderduikers door hen, onder andere, een veilig onderdak te bieden. Vaak waren dit Joodse mensen op doortocht. Vanaf 1943 tot aan de bevrijding verbleef het Joodse meisje Doortje Visser bij hen in huis.
Illegale activiteiten
Mijn vader was, met onder andere Jan Duinkerken en Frans van Viersen, lid van de verzetsgroep van Henk Wielinga. Hij vervoerde wapens en munitie en regelde een politie-uniform voor Wielinga. Ook bracht hij onderduikers onder en zorgde voor hen. Samen met een collega reisde mijn vader vaak naar Amsterdam om daar Joodse kinderen op te halen.
Hij hielp mee aan het vernielen van de spoorlijn tussen Apeldoorn en Zwolle en het laten ontsporen van een trein tussen Apeldoorn en Deventer.
Bij hem thuis was alleen het Joodse meisje Doortje op de hoogte van zijn bezigheden. Zijn vrouw Seina, mijn moeder, werd overal buitengehouden.
In de val gelokt
De verzetsgroep zet zich dagelijks met gevaar voor eigen leven in voor anderen. Ze hebben daarmee veel succes. Tot het tij keert in 1944. De groep wordt verraden.
Een agent van de Sicherheitspolizei, Antoine Touseul, deed zich voor als illegaal werker uit Arnhem. Met mooie praatjes wist hij het vertrouwen van Duinkerken en Van Viersen te winnen. Duinkerken vertrouwde hem toe betrokken te zijn bij de verzetsgroep van Wielinga.
Op 31 oktober 1944 arresteert Touseul, op het distributiebureau (grote villa aan de Emmalaan 1), Duinkerken, Van Viersen en Kamp. Na de arrestatie werden de gevangenen door Touseul verhoord. Deze verhoren waren niet mals.
Mijn vader wilde daar liever over zwijgen. Hij enige wat hij mij verteld heeft was: “Ze wisten meer dan ik dacht. Beestachtig was het’’.
Via de Willem III kazerne kwam mijn vader op 21 november in kamp Amersfoort terecht. Waarna hij op 2 februari 1945 op transport ging naar Neuengamme en vervolgens naar Wöbbelin. Dit kamp in het noorden van Duitsland moest door gevangenen gebouwd worden in de meest erbarmelijke winterse omstandigheden. Kamp Wöbbelin zou niet meer dan 10 weken dienst doen. Ruim 5000 gevangenen werden in Wöbbelin ondergebracht. Meer dan 1000 gevangenen kwamen om tijdens het korte bestaan van het kamp.
Toen ik op 21 april 1945 werd geboren, was onderduikster Doortje bij mijn geboorte aanwezig. Ik kreeg de naam Herman, omdat mijn moeder bang was dat haar man nooit meer terug zou keren uit Duitsland. Op deze manier had ze toch een ‘’Herman’’.
Op 2 mei 1945 werd Wöbbelin bevrijd door de 82nd US Airborne Division.
Terugkeer en herstel
Mijn vader werd na de bevrijding van Wöbbelin overgebracht naar het Ludwiglusthospitaal en werd later overgevlogen naar Parijs. Op 2 juni kwam hij per trein aan in Tilburg, daar heeft hij nog negen weken in het ziekenhuis gelegen. Begin augustus was hij weer thuis, maar hij moest nog zeker een jaar herstellen van tuberculose. Zijn collega’s, Duinkerken en Van Viersen hebben de kampen niet overleefd.
Het verblijf in de kampen heeft Herman niet alleen lichamelijk, maar vooral geestelijk zwaar geraakt. Tegenwoordig zou je spreken van PTSS, maar dat was toen nog niet. Hij moest zijn huis aan de Hertenlaan verlaten, omdat een collega hoger in rang daar moest gaan wonen. Er volgden nog meer teleurstellingen. Hij voelde zich niet gekend en het zat hem niet mee. Na diverse standplaatsen bij de toenmalige Rijkspolitie gehad te hebben, heeft hij na 25 jaar ontslag genomen. Hij is gaan werken als conciërge bij het Christelijk Lyceum in Zwolle.
Erkenning in 1980
Mijn vader heeft nooit veel kunnen vertellen over wat hij heeft meegemaakt. Alles wat ik weet, heb ik te horen gekregen van Doortje Visser.
Als kind vond ik het verschrikkelijk als mijn vader ziek was en koorts had. Hij beleefde dan alle ellende opnieuw. De man ging dan door een hel.
Na lange tijd komt dan toch de erkenning. Op initiatief van Doortje Visser, het Joodse meisje dat ondergedoken had gezeten, ontvangen Herman en Seina op 20 december 1980 de Yad Vashem onderscheiding uit handen van de Israëlische ambassadeur. Twee jaar na deze erkenning overlijdt Herman Kamp.
Verrader Antoine Touseul werd na de oorlog veroordeeld tot de doodstraf, die later is omgezet in levenslang. Hij ontsnapte echter op 26 december 1951 samen met zes andere misdadigers uit de Koepelgevangenis in Breda. Sindsdien was hij spoorloos. Pas in 2009 werd zijn grafsteen gevonden in Aken (D).