Stedendriehoek

VLEUGELS

‘Ik probeer het écht,’ begint de rooie kater, baldadig maar lief.
De dieren zitten in een kring, egel gooit nog een blokje hout op het vuur. Het schaap deelt plakjes hooi uit, maar echt honger hebben ze niet.
‘Dat is soms al genoeg,’ fluistert de oude kat, wijs maar ondapper.
‘Ik heb het gevoel,’ zegt de kleine pony, ‘dat ik nooit meer vrolijk kan worden. Ook niet van kadootjes of de kerstman.’
De kraaloogjes schieten allemaal zijn kant op.
‘Zelfs niet van het rendier?’ vraagt de bruine koe verwonderd.
‘Zelfs daar niet van,’ snikt de kleine pony, zijn vacht is langer dan zijn beentjes.
Het grote paard is er nu een aantal weken niet en de boerderijdieren vinden dat moeilijk. In het begin werd hen vaak gevraagd hoe het met ze ging. Maar de laatste tijd niet meer. De bosdieren zijn zelf allemaal druk met het verzamelen van spulletjes voor de winterslaap.
‘Ik kan ’s nachts niet slapen,’ zucht het schaap met een vlek op zijn rug, ‘ik ben zo bang dat ik hem ooit vergeet.’
De dieren knikken. Er glijdt een traan over de wang van de kleine pony. ‘Zouden we ons ooit nog eens blij voelen?’
De ogen richten zich op mij. Bij moeilijke vragen kom ik er aan te pas, dat is vaste prik.
‘Jawel. Maar dat duurt even. Dat geeft niks. Verdrietig hoort ook bij het leven, ook al is huilen naar en stom.’
Het bonte boeltje zit stilletjes naast elkaar. ‘Misschien dat ik wel nooit meer wil lachen,’ oppert de zwarte koe, zacht maar niet snugger.
‘Als we elke dag een moment aan hem denken. En elkaar een verhaaltje over hem vertellen, dan kunnen we hem nooit vergeten. Dan leeft hij, in onze verhalen.’
De pony slikt en kijkt op. ‘Mag je die dan ook een beetje verzinnen?’
De kring overlegt. Er wordt besloten dat je alleen verhalen mag bedenken als ze mooi en goed aflopen. Daar is iedereen het mee eens. Er verschijnt een klein glimlachje rond de mond van de kleine shetlander. ‘Dan verzin ik dat hij kon vliegen!’ De dieren kirren. Vanaf nu krijgt het grote paard vleugels. En zij daarmee ook.