Stedendriehoek

VERLIEFDJE (2/2)

Ze schommelt hoog en ik besluit nog één keer van de glijbaan te gaan. Ik ben nu toch al statisch, stel je voor als ik een fleecevest aan had gehad. ‘Dus als jij een verliefdje vind, zeg je het gewoon, pardoes, zo? Vind je dat niet eng?’ Ze schommelt zo hoog dat de kettingen rinkelen. ‘Ik hoor je niet, tante Rens!’ Wind langs oren maakt doof. Tien jaar, bril op haar wipneus.

Ik praat harder, schreeuwen doe ik zelden. ‘Vind je dat niet eng, om tegen iemand te zeggen dat je verliefd op hem bent?’ Ze vraagt me waarom. ‘Omdat hij dan kan zeggen dat hij niet op jou is.’ Het klittenband van haar sandaal zit los, ze schopt het schoentje door de lucht. Hij klettert op de mat onder de ringen, ze kirt. ‘Nou en?!’

Dat was het mooiste antwoord dat ik die week gehoord had. ‘Als je het niet zegt, weet je het nooit. Dan ben je later een oude oma, met een stok, en dan denk je: had ik toen maar gezegd dat hij mijn verliefdje was. Dan waren we misschien wel getrouwd!’ Correctie, dít was het beste antwoord van de week.

Onder al mijn lagen levenservaring hoop ik vurig af en toe dat kind in mij nog te kunnen ontwaken. Het lukt vrij aardig. Dit gesprek is meesterlijk. ‘Hoe vaak ben jij al verliefd geweest?’ vraagt ze. ‘Verliefd gaat in verschillende vormen. Beetje zoals dieren. Een teckel is heel anders dan een herder, maar het zijn allebei honden, snap je?’ Ze zegt dat ze het snapt.

‘Hoe weet je dan naar welke hond je moet luisteren?’ vraagt ze. Goeie vraag, door het blaffen van verliefdheid doe je soms rare dingen. ‘Dat weet je niet. Je doet maar wat. Net als iedereen, alleen niemand wil dat toegeven. Het is juist het mooiste wat er is! Maar wat doen.’

Ze kijkt me rebels aan. ‘Wij doen ook maar wat, nu, hè?’ Ik glimlach en knik. ‘Heb jij een verliefdje, tante Rens?’ ‘Ja,’ antwoord ik, ‘een héle leuke.’ ‘Weet-ie het? Wat van soort hond is hij? Je lievelingshond?’ ‘Ja. En ik weet het ook. Hij is mijn lievelings in alles.’