Stedendriehoek

TIEN

Mijn zus is elf jaar ouder dan ik. In oktober ben ik jarig. Elk jaar opnieuw. Toen ik tien jaar werd, gaf mijn zus extra cadeautjes.
‘Je wordt maar één keer tien jaar’,  zei ze. Ik knikte. Het zou gek zijn als ik volgend jaar opnieuw de tien aan zou tikken. ‘Vanaf nu bestaat je leeftijd voor heel lange tijd uit twee cijfers. Misschien, als we geluk hebben…’ en ze schoof iets dichter naar me toe, ‘kunnen we ooit nog drie cijfers samen vieren.’

Ik weet nog precies hoe dat gesprekje ging en dat ik diep onder de indruk was van die woorden. Het zou nooit meer hetzelfde zijn. Ik had vanaf nu altijd twee cijfers.

Tien is een interessante leeftijd. Ze zeggen wel eens, je zit tussen het tafellaken en het servet. Vaak zeiden oude tantes dat. En dan knepen ze je in de wang. Ik heb gezworen nooit zo te worden. Ik neem nu vaak een hapje uit een arm of been.

Ik heb sinds zondag een nichtje met twee cijfers. Maar ze is zoveel meer dan die dubbele nummers. Vroeger zochten we naar kabouters, rondom de boerderij. We vingen altijd bot. Na een tijdje geloofde ze het niet meer zo. Een jaar of wat geleden liepen we met haar jongere zusje door het bos. De geur van natte bladeren, drie blije meiden. Het zusje gelooft nog heilig in Paulus. De kleinste zou zweren dat ze hem zag! Mijn twee-cijfer-nichtje keek me aan en in een seconde was ik bang dat de hele kabouter-kul voorbij zou zijn. Maar ze zei niets. Ik knipoogde. Ze knipperde terug.
‘Ik denk ook dat ik een kabouter zag!’ en het grote nichtje duikt in volle vaart voor het jongere zusje uit, de struiken in. In alle overgave. Energiek. En toen had ze nog maar één cijfer – hoe zal het zijn als ze straks nog wat ouder is? Zo wijs.

We praten. Ze wil kinderboeken met me schrijven. Ik beloof haar dat we dat gaan doen. Er moeten meer verhalen verzonnen worden. Ze leest de Donald Duck. Tot in de kleinste letters. Ze is bruisend, blij en berelief. Als ik naar haar kijk word ik wat stil en krijg ik tranen in mijn ogen. Je zou wensen dat ze voor altijd die onbevangenheid houdt. Ik kan het alleen maar hopen. Haar leven lang zal ik haar blijven vertellen, dat waar ze ook is of wat ze ook doet, ze nooit alleen is. Dat ze altijd een vriend heeft. Tante Rens.
Voor Fien