Stedendriehoek

SNAAR 2/3

(Vervolg vorige week)

Een maand of wat geleden kwam ik hem tegen in het ziekenhuis. Hij was alleen, ik was goedgemutst en zo ontstond een bijzondere vriendschap. Dat vissershoedje gaat altijd op. Sindsdien spreken we af. Niet te vaak, dan gaat de lol er volgens hem af.

‘Als iets goed of fijn is, willen we vaak overdaad. Maar dat schaadt. Dus we zien elkaar gewoon één keer per maand. Dan kan ik lekker verheugen. Verheugen is het mooiste dat er is, vaak zaliger dan het moment zelf.’

We lopen door het mosbos en ik heb hem net gevraagd wat hij verzint.

‘Wie ik ben, hoe de wereld is.’

We zwijgen even. Hij mietert een twijgje in de sloot.

‘Als ik denk dat de wereld mooi is en alles een beetje magisch is, dan wordt dat vaak zo.’

Hij glimlacht. ‘Helaas werkt dat ook de andere kant op.’

Voordat ik kan reageren, vervolgt hij. ‘Jongens en meiden. Die denken dat die wereld op dat instekrem of fjeesboek echt is. Dan kijken ze naar zichzelf en denken ze: wat ben ik een waardeloos wezen.’

Ik grinnik. Instekrem.

‘En dat positive vibes enzo. Het leven is soms gewoon uitermate bedroevend. Het is niet altijd leuk. Het enige dat je daar doorheen sleept zijn je eigen gedachten, niet projecties van anderen. En die gedachten mogen donker zijn. Maar er wordt tegenwoordig zoveel tegen de mensen aangehouden hoe het leven zou moeten zijn. Maar jij bent je leven, jij bent zoals je moet zijn.’

We hebben net een slok uit de bidon genomen en ik vraag me af wat er in de zijne zat. Spraakwater.

‘Nu mag jij wat zeggen,’ en hij port me in mijn zij.

‘Willen we te veel? Zou het een generatie-ding zijn?’ vraag ik.

Hij staat plots stokstijf stil.

‘Ja, als jij vragen blijft stellen, blijf ik ratelen, hè? Ik denk dat jullie te veel wordt voorgeschoteld. Vroeger was het leven simpeler. Overzichtelijker. Doordat er zoveel keuzes zijn, is een keuze maken veel ingewikkelder. Jij, bijvoorbeeld. Jij doet maar wat. Dat is goed.’

Ik knik. Ik doe maar wat.

‘Maar wel met een helder vuur en open vizier. Dat je dan af en toe een smakkerd maakt, is niet erg. Maar de jeugd… Al dat digitale. De wereld in je hoofd wordt zo groot, terwijl je omgeving misschien zo klein is. Dan lijkt het altijd rotter dan het is. Een illusie, eigenlijk.’

(Volgende week vervolg)