Stedendriehoek

SNAAR 1/3

‘Wat is bang?’ antwoordt hij, nadat ik hem de vraag heb gesteld. We slenteren door het groen, dat meer mos lijkt dan gras. We dragen allebei alleen onze linkerschoen, de rechter in onze handen. Sokken in proppen in de jaszak.

‘Tsja…’ mijmer ik.

‘Als we al niet goed weten wat de dood is, hoe kunnen we dan bepalen of we er bang voor zijn?’ hij stopt even en gooit het hoedje van een eikel in de lucht.

Hij is een jaar of nogwat-tachtig. Hij vindt het gek dat we in jaren tellen. Waarom eigenlijk niet in dagen? Of uren? Weken? Dat doen we alleen als het om zwangerschappen gaat. Raar gegeven is dat. Hij is naar eigen zeggen 4648 weken oud. Licht gebogen, vissershoedje. Hij vist nooit, weet ik inmiddels. Het bos ruikt naar bezonde bladeren en het is kouder dan het lijkt.

‘Zouden we er daarom juist niet bang voor zijn, omdat we niet weten wat het is? Omdat niemand ons ooit de uitkomst van de laatste adem heeft toegefluisterd?’ ik vond dit een vrij helder pleidooi voor iemand met een steenkoude rechtervoet.

De schoen moest uit, want hij wilde het verschil voelen.

‘Als je altijd kiest voor comfortabel, weet je niet meer hoe een beetje narigheid voelt,’ had hij gesteld. Ik weet niet of hij de schoen of de blote poot als het vervelende ervaart.

‘Mensen zijn ook bang voor het zekere,’ stelt hij, ‘voor het leven. Voor hun eigen leven.’

Ik frons.

‘Er is angst dat het bij een ander beter is. Maar je eigen leven is altijd het beste, want je maakt dat leven zelf. Er overkomen je dingen, maar de manier hoe je daar mee omgaat, dat is aan jou. Het punt is dat mensen zo gefocust zijn op de ander, dat hun eigen dagen, of weken,’ en hij grinnikt, ‘verstrijken met het kijken naar anderen. Wissel.’

We gaan zitten op een boomstam en trekken onze andere schoen uit. De rechtervoet glijdt weer in het leer. Sok in de zak.

Ik help hem overeind en hij kijkt me met glinsterogen aan.

‘Ik verzin gewoon een heleboel, daar word ik vrolijk en het leven dragelijk van,’ en we stiefelen verder.

‘Wat verzin je dan?’ vraag ik.

(Volgende week vervolg)