Columns

(P)AASHAAS

‘Iedereen krijgt een mandje,’ en kip tokkelt driftig met de manden rond, ‘en dan zodra haas het zegt, beginnen we.’
In elke basket zit een gekleurd servetje. Hein heeft een lichtgroene, egel een blauwe. De schapen een rode met gele stippen en het zwarte rund, lief maar niet snugger, heeft het gele servet.
Het is zonnig maar koud en er staan narcissen naast de wei. Er bloeien ook viooltjes, egel vindt dat net vlindertjes-op-stokjes. Komend weekend is het Pasen en dat betekent dat er eieren gezocht mogen worden. Om alles zo goed mogelijk te laten verlopen, wilde kip een keer proefzoeken.
Heintje, de roodbruine pony, wist niet wat Pasen was, dus werd het hem uitgelegd. Hij vond het maar een zielig verhaal, zijn vriend haan met een stok in zijn gat. Het eieren zoeken leek hem wel leuk, hij houdt van zoeken.
De rooie kater is lui en ligt in zijn mandje in plaats van dat hij het mee tilt.
‘Waarom hou je van zoeken, Hein? Het is toch veel makkelijker om die eieren gewoon direct aan iedereen te geven,’ en hij gaapt hard.
‘Het is spannend om te speuren. Ik moet er zelfs altijd een beetje van plassen. Je weet namelijk nooit wat je vindt. Soms zoek je,’ en zijn ogen glimmen en hij trekt zijn neusje iets op, ‘en vind je iets wat je nooit gezocht hebt. Dan heb je me toch een gelúk,’ zucht hij.
‘Ja, en als je niks vindt, dan is alles voor niks geweest. Dan ben je moe en heb je noppes,’ gromt de rooie kater.
‘Het ligt er maar aan wat je vinden wil,’ valt de zwarte kater Heintje bij, ‘als je niets verwacht is alles wat je vindt, winst.’
De paashaas maant de groep tot stilte en legt de regels uit. Je mag niet bij elkaar uit het mandje pakken en na een uur was het zoeken afgelopen.
Het mandje van Heintje hangt om zijn nek, hij doet samen met de zwarte pony. De zwarte zoekt, hij mag er achteraan lopen en de eieren dragen.
‘Vind je het jammer, Heintje, dat jij niet mag zoeken?’ schreeuwt het zwarte rund.
Heintje glimlacht. ‘Nee, hoor, want nu hoef ik ook niet te plassen!’ en prompt vindt hij een ei.