Columns

GEEN BAL AAN

‘Dan moet je hem wel vangen, Heintje!’ schreeuwt de kater. Hein rent snel naar de grote blauwe bal. De bruinrode pony duwt met zijn neus het ronde gevaarte terug naar de kring. De egel is aan de beurt. Hij neemt een aanloop en rent met een flinke vaart tegen de bal. Die rolt naar het schaap, die hem met één poot tegenhoudt.
Het is zaterdag na het ontbijt, dus het is tijd om te spelen. Alle dieren zijn er. De rooie en zwarte katers, twee schapen, de egel, de bruine en zwarte koe, de kleine zwarte pony, de uil en de muis. De eekhoorn is er niet, die is een weekendje naar familie in Nootdorp.

Het is niet koud en de zon probeert door de wolken te breken. Het ruikt naar nat gras en een vleugje modder, precies zoals de koeien het graag hebben.
Het schaap schopt de bal naar de zwarte kater, die hem op zijn beurt niet kan houden. De bal rolt hard naar de hoek van de wei. Heintje haalt de bal weer naar de kring. De zwarte kater poft hem vervolgens naar de zwarte koe, lief maar niet snugger. Die zag net een vliegtuig overvliegen, dus de bal rolt zachtjes langs hem heen, richting de sloot. De roodbruine pony er weer achteraan. Zo gaat dat een kwartiertje lang zo door en Heintjes benen worden steeds moeier. Niemand speelt de bal naar hem, hij mag de bal alleen halen.
Als de bruine koe naar de egel speelt, tikt die hem zachtjes door naar Heintje. De blauwe bal ligt voor de kleine roodbruine pony. Heintje kijkt op en schrikt. De bal! Voor hem! Deze moet goed. Hij neemt een klein aanloopje en schopt. Mis.

De rooie kater lacht hard en de rest van de kring volgt dat voorbeeld.
De egel stapt naar voren en speelt de bal naar één van de schapen. Er lopen kleine zoute traantjes over de wangen van de roodbruine pony.
‘Waarom huil je, Heintje?’ vraagt de egel.
‘Ik hoor er niet bij, hoe hard ik ook mijn best doe,’ snikt het paardje.
‘Dan doe je maar even niet meer  je best.’
De schapen schoppen de bal naar de sloot. De rooie kater kijkt naar Heintje. ‘Haal dan!’
De egel stapt naar voren. ‘Haal maar zelf. Heintje en ik gaan knikkeren. Kom, Hein. Dit is geen bal meer aan.’