Columns
Arnold Zweers
Arnold Zweers
Op een avond liep ik in ‘mijn’ Boni waarvan ik de nieuwe naam Nettorama maar niet uit mijn strot kan krijgen. Het was rustig in de supermarkt aan de Asselsestraat. Ik haalde drie anderhalve-literpakken halfvolle melk uit de koeler. Toen ik deze in mijn karretje liet zakken, werd ik aangesproken door een jongen ‘met een lichtgetinte huidskleur’. Hij probeerde me te vragen of dit melk was om zo te drinken – zoals hij gebaarde werd dat me duidelijk – of dat die melk ‘in de pan’ moest. Verhitten, pasteuriseren? Bedoelde hij dat? Ik deed zijn drinkgebaar na, hij snapte het. Waar hij vandaan kwam, vroeg ik. ‘Eritrea’ was het antwoord. En hij woonde aan de Christiaan Geurtsweg. In het daar gevestigde asielzoekerscentrum dus.
Of hij Nederlandse les had, want ik probeerde hem te vertellen dat Nederlands spreken heel belangrijk is. Hij antwoordde iets van ‘CODA’ en ‘wachtlijst.’ Ik vond het een aardige, sympathieke jongen. Zo hulpeloos in een vreemd land.
Het lijkt raar in dit verband, maar ik ben volledig voor het stevig beperken van de asielinstroom. Zoals Denemarken al jaren met succes doet. Vorig jaar werden daar maar 850 asielverzoeken toegekend. Heb ik dan iets tegen buitenlanders? Natuurlijk niet. Het is ook in het belang van deze jongen dat ons al zo volle, ‘gestreste’ landje niet wordt overstroomd met nog meer mensen uit Eritrea, Ethiopië, Nigeria, noem maar op. Want de spoeling wordt dun. Nog minder kans op spoedige taalles, op integratiebegeleiding en dus op werk, nog minder kans op een woning. Zoals dat laatste ook voor Nederlandse jongeren geldt, die vaak tot Sint Juttemis bij hun ouders moeten wonen.
Om de mening die ik hier ventileer hoef je geen Wilders-aanhanger te zijn. Want dat ben ik niet. Alleen op dit ene punt geef ik hem gelijk.
Ik gaf die jongen in de supermarkt nog een klein lesje Nederlands. Wees hem op het brood dat lag uitgestald, wees de eieren aan, de koeken, en hij herhaalde de woorden. ‘Nog een fijne dag,’ zei ik bij de kassa toen ik wegliep, en hij: ‘Fijne dag.’ Ik had met hem te doen.
Tot volgende week!