Columns
Arnold Zweers
Arnold Zweers
Ik dacht: wat hoor ik toch? Ze zijn toch op hun slaapkamer. Boekje lezen. Met de poppen spelen.
Ik hoorde gestommel op de trap. Op en neer. In razend tempo. Nou ja, het zal wel. Ik bleef doen wat ik deed: de vaatwasser inpakken, tussendoor krantje lezen. Toen werd het stil. Een kwartier verstreek, ik moest iets uit de kelder halen. Ons honderd jaar oude huis heeft zo’n grote stevige kelder.
Er brandde licht. Vergeten uit te doen? Ik keek in de diepte. Ze keken me zwijgend aan, alle drie. Met ogen die vroegen: mag dit? Ze lagen op en onder donsdekens die ze met vereende krachten naar beneden hadden gesleept. Met de vele kussens erbij zag het er knus uit. Voor ik iets vroeg, zei Sizz, de oudste: ‘Ja, we zitten in de schuilkelder.’ Jessie, de tweede, voegde eraan toe: ‘En we hebben heel veel eten hoor.’ Waarop Feline, de jongste, aanwees wat er op de schappen allemaal stond aan potten groenten, appelmoes, chips, een schaal met appels, een netje vol sinaasappels. Zelfs koffie genoeg in voorraad. Ook wijn, maar dit terzijde. ‘Dus jullie kunnen het hier wel een tijdje volhouden?,’ opperde ik waarop ze alle drie ja knikten. Ze hadden zelfs hun poppen en knuffels in veiligheid gebracht.
Natuurlijk, ook zij, kinderen van zeven en negen, moesten wel blind zijn als ze niet op het jeugdjournaal en grotemensenjournaal de schuilkelders in Oekraïne hadden gezien. Dat maakte indruk. Ik zei: nou meiden, als jullie wat nodig hebben, roep maar naar boven. Maar nee, ze waren van alles voorzien. ‘Dag opa.’
Apeldoorn had een grote schuilkelder waar zevenduizend mensen in konden. Onder flatgebouw De Brinkhof in het vierkant Nieuwstraat, Helfrichstraat, Brinklaan, met aan de Rustenburgstraat een dikke stalen deur. Voorbereid op de apocalyps. In de ruimte, in gebruik als parkeergarage, bevond zich een opslag aan duizenden veldbedjes, instant voedsel, water – allemaal kernbombestendig. Na het einde van de Koude Oorlog werd onze enige schuilkelder ontmanteld. Je mag in deze angstige tijd hopen dat de Russische Beer ver van ons bed blijft. Met die gedachte heb ik mijn lieve kleindochters maar niet belast.
Tot volgende week!