Stedendriehoek

Laatste puzzelstuk onderduikverleden ontrafeld

Het echtpaar Richard de Witte en Ludovica Verreydt voor hun boerderij in Oosthoven, circa 1970.

Lucienne Raap-Blumenthal tijdens de oorlog.

De Joodse Lucienne Raap-Blumenthal (1937, Antwerpen-2013, Apeldoorn) had altijd een grote wens: het opsporen van de familie die tijdens haar onderduik in Vlaanderen zo belangrijk voor haar was. Die familie werd kort geleden eindelijk gevonden.

“Ze woonden ergens in de buurt van Turnhout”, verklaarde Lucienne ooit. “Een van de kinderen van die familie stierf tijdens mijn onderduikperiode door een trap van een paard.” Het was een van de weinige aanwijzingen die moest leiden naar de betreffende familie.

Lucienne Raap-Blumenthal woonde tijdens het begin van de oorlog in de Joodse buurt van Antwerpen. Haar vader werd in juli 1942 op straat opgepakt door de nazi’s en naar een werkkamp in Noord-Frankrijk gestuurd. Haar moeder bevond zich sinds mei 1940 in Zuid-Frankrijk, waardoor Lucienne tijdens de oorlog zonder ouders was.

Razzia

Als vijfjarig kind maakte ze in september 1942 de razzia in haar eigen straat mee. Inmiddels woonde ze toen bij pleegouders. “Schuin aan de overkant woonden mijn oom en tante met hun twee kinderen”, schreef Lucienne in een getuigenis in 2008. “We zagen door het raam hoe zij, met nog vele anderen, in de vrachtwagens werden geduwd. De Duitsers schreeuwden en schreeuwden. Wij zaten daar doodstil. Mijn pleegvader hield me op schoot en dacht vermoedelijk: ‘Waarschijnlijk zijn wij zo aan de beurt’. Maar, de Duitsers deden die dag maar één kant van de straat en reden toen weg.” Het gezin van Luciennes oom en tante werd korte tijd later gedeporteerd naar Auschwitz en vergast.

Na de razzia in haar eigen straat werd Lucienne naar een tweede onderduikadres gebracht, aan de rand van Antwerpen. Zij verbleef op dat adres bij Carolina Baekelmans-van den Brande, een tante van haar pleegmoeder. Maar ook bij Carolina, een oude Belgische weduwe, kon zij niet lang blijven. “Bij haar in de buurt woonden sympathisanten van de nazi’s”, schreef Lucienne in dezelfde getuigenis, “en volgens onze naaste buren wisten zij te veel. Weer moest ik vertrekken. Ik werd naar een zus van Carolina gebracht. Die zus heette Constance. Zij woonde op het platteland en daar was alles nog veilig.”

Liefdevol opgevangen

Het was daar waar Lucienne liefdevol werd opgevangen door een lokale familie, die pal tegenover Constance woonde. “Daar was ik bijna altijd te vinden”, zei Lucienne. “Ik mocht mee naar het land, de koeien melken, brood bakken. Iedereen was lief voor me. De maanden gingen voorbij en ik werd een echte boerendochter.”

Na de bevrijding moest Lucienne van haar pleegmoeder terug naar Antwerpen komen. Zonder succes zocht Lucienne in haar latere leven naar de boerenfamilie die aan de overkant van haar derde onderduikadres woonde. Die familie werd kort geleden gevonden. Voor Lucienne helaas te laat. Zij overleed in Apeldoorn in 2013.

Vervormde herinnering

De boerenfamilie bleek de familie De Witte uit het gehucht Oosthoven te zijn. Vlakbij Turnhout, zoals Lucienne zich inderdaad wist te herinneren. De familie bestond uit Richard de Witte en Ludovica Verreydt met hun zes kinderen. Een van hun zoons, Médard de Witte, kon alles bevestigen. Zijn familie woonde inderdaad tegenover Constance, van het derde onderduikadres.

En hoe zat het met het kind dat stierf door een trap van een paard? Die herinnering van Lucienne bleek te zijn vervormd. Rik de Witte, een zoon van het boerenechtpaar, kreeg tijdens Luciennes onderduikperiode inderdaad een trap van een paard, máár hij wist te overleven. Zo is ook het laatste puzzelstuk van het onderduikverleden van Lucienne Raap-Blumenthal nu eindelijk opgelost.

De volledige geschiedenis van Lucienne en haar familie is te lezen in het boek ‘Vergeten is het grote verlies’ van Reinier Heinsman, een kleinzoon van Lucienne. Het boek verschijnt op 6 oktober 2020 en is verkrijgbaar in Nederland en Vlaanderen.