Stedendriehoek

KROEGKLEUR

‘Dus ergens benijd ik ze, die theedrinkers in een pub’, en de vriend nipt van zijn oude jenever. Ik bedenk me wanneer ik iemand voor het laatst een jenever heb zien drinken. Laat staan een oude. ‘Waarom?’ en ik frummel aan het drankenkaartje. Irish Coffee staat er op. De kroeg ruikt er een beetje naar. ‘Omdat die dames precies doen waar ze zin in hebben. Terwijl wij vinden dat ze moeten drinken, hier in het café.’
De vriend en ik zitten in een bruine kroeg in de stad. Ik ken de toko niet en dat vind ik vaak het leukst. Nieuwe gezichten, geuren en gewoonten. ‘Want kijk, ik… Ik ben een zwakkeling. Als er me een borrel wordt aangeboden, neem ik hem aan. Waar dan ook. Hoe laat dan ook. Het is een excuus.’

De vriend en ik zijn lief creatief en houden allebei van een neutje. Hoe harder de alcohol vloeit, hoe zachter het leven wordt, oreert hij vaak. Het is de ‘rush’ en ik weet niet wat hij daarmee bedoelt. Is het leven te groots om altijd nuchter mee te maken?

‘Dat heb ik met cafés,’ mompel ik, ‘ik kan niet goed niets drinken in een café. Ze zijn er voor gemaakt. En ik ben er voor gemaakt.’
De vriend grinnikt.
‘Dus jij gaat ook nooit naar het benzinestation zonder te tanken? Een slager in voor een salade? Een kledingboetiekje voor een armband?’
Daar moet ik dan weer om guiten.
‘Maar weet je, Renske…’
Nu moet ik op beginnen te letten. Als ze geen Rens maar Renske zeggen, is het menens.
‘Eigenlijk heeft iedereen wat wij met een kroeg hebben. Mensen passen zich altijd aan op situaties en omgeving. Wij drinken dan toevallig een borrel omdat de kroeg dat uitlokt, maar denk maar eens na.’
Ik doe niet anders.
‘Kijk eens naar de systemen. Hoe we allemaal geloven dat je goed geschoold moet zijn. Dikke banen. Geld! Heel veel geld. En gelukkig! Je moet continu blij zijn. Van je ras, ras, ras, in de dagelijkse pas. Het decor van de levenskroeg begint in je jonge jaren met adembenemende regenbogen. Maar langzamerhand wordt het grijzer. Saaier. En er zijn er maar weinig die zich daar niets van aantrekken.’
Ik kijk naar mijn twee verschillende schoenen en zijn stropdas met knalgele zonnebloemen.