Stedendriehoek

KOFFIEMELK

‘Altijd. Je moet liefde altijd voorrang geven. En met volle snuiven tot je nemen.’ Het is vrijdagmiddag en het regent niet. Hij heeft zijn beige jack aan, donkere spijkerbroek. Als hij zo veel gelachen heeft als zijn lachrimpels verraden, dan heeft hij een goed leven gehad.
‘Ik begrijp werkelijk niet waarom er mensen zijn,’ en hij neemt een hijs van zijn Camel sigaret, ‘die de liefde tussen mensen afkeuren. Met dat regenbooggebeuren, enzo.’
Er is veel gezeik omtrent de regenboogvlag. Ik kan daar met al mijn hoeden en petten niet bij en hij kennelijk ook niet.
‘Wat is liefde, dan?’ vraag ik. Ik snuffel wat met de Camel mee, probeer wat minder te paffen.
Hij slaat zijn armen over elkaar en er stuift wat as op zijn broek. Veegje, weg. De wind begeleidt zijn parfum subtiel naar mijn neus.
‘Dat kan al van alles zijn. Maar het typische is,’ en het is even stil. Ik ken deze blik. Dit is samenzweren. Nu komt er iets uit de diepste krochten van zijn ziel, even goed opletten nu.
‘We zijn er vaak blind voor. Ons ego,’ en hij wijst naar zijn borst, ‘die staat vaak in de weg. Ego raaskalt van alles en nog wat door onze gevoelens heen. Ego wil voorop. Ego wil nooit gekwetst worden. Ego wil constant aan het woord. Ego is een beetje de Baudet van de kamers van je hart,’ en hij grinnikt om zijn eigen grapje.
‘Terwijl je ook al liefde kan voelen voor een schilderij. Een dier. Een mooi moment. Liefde wordt vaak geschetst in één vorm. Man, vrouw, je weet wel. Maar dat is alleen maar om ons brein het te vergemakkelijken. Maar brein en ego moeten zich helemaal niet bemoeien met hartezaken.’
Wat is dat toch, hè? Hoe dat vaak wel gebeurt.
‘Hoe zit dat met jou en de liefde?’ en hij trekt zijn wenkbrauwen op. Zin om daar met een nagelschaartje langs te knippen.
‘Intens. Je kent me nu inmiddels. Alles gaat intens, bij mij.’
‘Dat vraag ik niet.’
‘Dat weet ik.’
Het is even stil, ik heb zin in koffie met een druppie melk. Ik gebruik nooit koffiemelk.
‘Ego is bij mij het probleem niet. Twijfel wel.’
Hij knikt en er krult een minuscuul glimlachje om zijn mond.
‘Over twee maand weet je het. Want je weet,’ en hij steekt zijn wijsvinger in de lucht.
‘Met de kerst lachen we er om,’ ginnegappen we in koor.