Stedendriehoek

HELDER LICHT

‘Daar zitten we dan, Rensie,’ zucht hij.
‘Ja, daar zitten we dan,’ fluister ik.
Mensen in bedden veranderen in kleine hoopjes.
‘Ik heb een mooi leven gehad,’ bromt hij. Ik hou van hem, zoveel dat het pijn doet. In onze ogen brandt hetzelfde vuur. Zijn waakvlam flikkert.

Op weg naar hem toe las ik de Volkskrant. Daar kakelde ene Stella Bergsma dat vrouwen harder moeten schreeuwen en niet zo lief moeten zijn. Dat ze hun plek in de media moeten opeisen. Dat lukt alleen met een vette bek. Ondertussen staat ze in haar bikini te schitteren in de Linda omdat vrouwen positiever over hun lijf moeten zijn. Stel, stel je nou voor dat we moeten worden beoordeeld op onze vette bek of op onze vette lijven? De ironie. Daarna scroll ik naar een nieuwsbericht dat 55+ers steeds vaker toetertje lam op hun elektrische fiets stappen. Nu heb ik zo’n e-bike nooit begrepen, maar het beeld van Harry en Greet die met 37 kilometer per uur de sloot in stoeken… De treurigheid van luxe en luiheid. Ik lees dat de meer belegen bejaardjes afgeschermd moeten worden in verband met de opmars van corona. De zogeheten sociale bubbel moet worden georganiseerd, zodat de jonkies weer de hort op kunnen. Leven in een bubbel… Niet alleen de oudjes doen dat.

‘Blijf de mensen aan het lachen maken, dat is belangrijk,’ mompelt hij.
Ik kijk naar hem.
Het is vreemd hoe inzicht, waarheid en houden van, soms tijd nodig heeft. En dan ineens is alles kraakhelder.
‘De wereld heeft een knipoog nodig. Een scherpe blik. Niet te veel zuipen dus,’ grinnikt hij.
‘Denk je?’
‘Ik weet het zeker. Ik heb de oorlog nog meegemaakt, Rensie. Het is nu ook oorlog – een luxe oorlog. Door die malle telefoons en internet. Elke mening is een bron. Elke gedachtegang is een waarheid. Doodeng. Iedereen mag lukraak kakelen. Kakel de kakel de kakel.’
Ik glimlach.
‘Heb je alles gedaan wat je wilde?’ fluister ik en aai hem over zijn arm.
‘Alles.’
Het is lang stil. We houden allebei van het geluid van niets.
‘Niet alles. Ik hield me stil als anderen onzin aan het blazen waren. Dat had ik niet moeten doen. Domme mensen stellen geen vragen. Zij zitten vol zelfvertrouwen. Slimme mensen twijfelen aan alles.’
Hij zucht, sluit zijn ogen en de waakvlam dooft zachtjes.